Kennis omwille van zichzelf?

“De idee dat de kennis omwille van zichzelf moet worden gezocht is recentelijk verlaten.”

Ik lees deze zin in de inleiding van een boekje over Indiase filosofie, maar de herkomst doet niet zozeer ter zake. Wel het jaartal waarin het geschreven is: 2000. Ik denk dat dit waar is en zeker nog actueel, hoewel het woord ‘recentelijk’ natuurlijk relatief is.

Het is toevallig dat ik dit lees nadat ik juist “het Kralenspel” van Hesse dichtsla, waarin een utopische samenleving wordt geschetst, die juist puur en alleen draait om het zoeken van kennis omwille van zichzelf.

Dit is een spanningsveld. Enerzijds doet het waarderen van kennis slechts om het praktisch nut (of erger: de marktwaarde) de zoektocht naar kennis geweld aan. Door kennis alleen te waarderen om haar waarde voor de samenleving, wordt de zoektocht naar die kennis dusdanig gefrustreerd, dat er uiteindelijk minder gevonden wordt dat voor de samenleving tot nut zou kunnen zijn, juist omdat die vraag te vroeg gesteld wordt.

Anderzijds is het wereldvreemde praktiseren van de kennis omwille van de kennis zelf ook gevaarlijk: in Hesse zijn roman verwaarloost de theoretische samenleving haar taak om haar kennis te delen met de wereld om zich heen. Dat leidt ertoe dat de wereld om haar heen deze samenleving steeds meer als nutteloos ziet, en haar uiteindelijk ook als nutteloos terzijde kan schuiven en vernietigen.

Ziehier het gevaar voor de geesteswetenschappen – of wetenschappen in het algemeen – die hun taak van voorlichting van mensen buiten de universiteit niet serieus nemen (een van de stokpaardjes van Jona Lendering – lees zijn blog ).

In die zin heeft de man in de ivoren toren het vercommercialiseren van de kennis aan zichzelf te danken. Als die berg niet naar Mozes komt, gaat Mozes wel naar die berg. Dat doet Mozes dan op zijn eigen manier – en dat is niet noodzakelijk de manier van de berg.

Quack?! De wetenschappelijke methode

Beste Jona, beste Marcel,

Met belangstelling heb ik jullie gedachtenwisseling gelezen over nepnieuws. Misschien, dacht ik, kan ik daar ook iets aan bijdragen, waarbij ik mij van tevoren verontschuldig voor de lengte van mijn bijdrage, want ik had geen tijd om een korter stuk te schrijven.

Bij het lezen van jullie discussie viel mij het volgende in: Een belangrijke reden voor het welig tieren van nepnieuws, is wellicht dat het voor de ‘gewone burger’ nog helemaal niet zo gemakkelijk is om te bepalen wat wetenschappelijke informatie is, en wat niet.

En dat kunnen we die gewone burger volgens mij ook niet verwijten. Het komt omdat hem op scholen nooit geleerd is wat een onderzoek nu eigenlijk “wetenschappelijk” maakt. Misschien is het nuttig daar eens aandacht aan te besteden?

Verder lezen Quack?! De wetenschappelijke methode

Eigen onderzoek

Vroeger was eigen onderzoek doen: theorieën toetsbaar maken, variabelen uitsluiten door controlegroepen opzetten, metingen verrichten, statistisch analyseren, etc.
Tegenwoordig is het een ander woord voor clickbait lezen en heel veel Youtube-videos kijken. Complottersnewspeak.
Nu heb ik niets tegen zogenaamd literatuuronderzoek, maar doe het dan volgens de regels van de moderne wetenschap: formuleer eerst een stelling, en zoek dan vervolgens TEGENbewijs – valideer, middel, en pas vervolgens de stelling aan.

Politiek Kwartier – Cito-toets

COLUMN – Deze week geeft Klokwerk alle onderhandelaars over de Cito-toets een advies voor een vervolgopleiding.

Wat zou het toch mooi zijn als we aan een simpel cijfer konden zien of een school goed of slecht presteert. Dan konden we namelijk rustig de vrije markt zijn werk laten doen en werd het vanzelf beter in onderwijsland. Want welke ouder kiest nu voor een slechte school?

Dat is ongeveer het idee van de VVD achter het openbaar maken van de Cito-score. Er is echter een fundamenteel probleem: de Cito-toets meet niet de prestaties van de school, maar die van de leerling. En dat zijn twee heel verschillende zaken.

De Cito-toets meet het niveau van de leerlingen vlak voor het kiezen van een vervolgopleiding, om bij die keuze te helpen. Maar dit betekent niet dat de school met een beestachtig hoog gemiddelde Cito-score ook goed onderwijs geeft. Aanleg en sociale omgeving bepalen immers ook de score. Het kan dus zelfs gebeuren dat kinderen goed presteren ondanks de school, in plaats van dankzij.

De VVD wil de Cito-toets dus gebruiken voor iets waarvoor hij niet bedoeld en ook ongeschikt is. Dit zien de meeste andere partijen ook, en daarom krijgt de VVD voor dit plan zelfs het aan de marktidealen verslaafde D66 niet mee. Alleen PvdA, CDA en PVV willen onderhandelen over dit onderwerp. En die hebben allemaal zo hun wensen.

Coalitiepartner PvdA voelt eigenlijk niets voor dit plan, maar ziet een ander probleem. De toets heeft het meestal bij het rechte eind, maar er worden fouten gemaakt. Zo’n fout kan voor een individu nadelig uitpakken. Vandaar dat de PvdA haar steun geeft in ruil voor het onschadelijk maken van de toets door hem pas af te nemen nadat de vervolgopleiding gekozen is.

Daarmee assisteert ze de VVD dus niet alleen in haar onzalige idee, maar maakt ook nog de toets onbruikbaar voor het doel waar hij juist wél toe dient. Gevaarlijk lijkt mij, want ook scholen kunnen fouten maken. Een test kan nuttig zijn door aan te tonen dat er meer in zit dan eruit komt.

Maar het kan nog erger. Het CDA benadrukt dat ook andere vaardigheden op school dienen te worden geleerd dan logisch nadenken en je goed uitdrukken. Denk dan aan dingen als knutselen, touwtje springen, lief zijn voor elkaar en in God geloven. Daarom wil het CDA wel meewerken, maar alleen als de Cito-toets niet verplicht is en scholen zelf een toets naar keuze mogen gebruiken.

Hiermee wordt natuurlijk iedere mogelijkheid tot een eerlijke vergelijking gesaboteerd.

Als deze drie partijen tot een compromis komen, krijgen we dus een veelheid aan toetsresultaten die onvergelijkbaar zijn en nutteloos voor het doel waartoe ze eigenlijk dienen.

De PVV tot slot komt met de eis dat los van wat details het oorspronkelijke VVD plan onverkort wordt doorgevoerd, en plaatst zich daarmee buiten spel.

Gelukkig maar. Want laten we maar hopen dat hier nooit een compromis over komt.

Ik adviseer alle onderhandelaars voordat ze hierover verder gaan eerst een wetenschappelijke opleiding te volgen. Hoewel ik vrees dat het wat hoog gegrepen zal zijn. Want op het idee om simpelweg een nieuwe toets te ontwikkelen om op objectieve manier per school de voortgang van de gewenste schoolprestaties te meten, lijkt nog geen van hen te kunnen komen.

Politiek Kwartier – De Loze Discussie van Klimaatsceptici

COLUMN – Waarin Klokwerk stelt dat de hele discussie over de opwarming van de aarde in wezen niets uitmaakt voor ons energiebeleid.

Stel dat het waar is, dat die de hele opwarming van de aarde niet doorgaat?

Bij de publicatie van het jongste rapport van het IPCC komt weer een hoop discussie kijken. Natuurlijk ook op Sargasso. Dit blog staat niet voor niets bekend als een club milieugekkies met een voorliefde voor cijfers.

Warmt de aarde op door menselijk toedoen, of niet? Laten we eerlijk zijn: uiteindelijk weet niemand het zeker. Iedereen die doet alsof hij het wel weet, heeft een fundamenteel onwetenschappelijke houding. Het fundament van de wetenschap is immers twijfel.

Hoewel het altijd beter is je overtuigingen te baseren op systematisch onderzoek dan op wishful thinking, blijft scepsis in de wetenschap gezond. Ook in de wetenschap is het idee van wat waar is immers veranderlijk. Tot zeshonderd jaar geleden dacht men zeker te weten dat het hele universum om de aarde draaide. Honderdvijftig jaar geleden geloofde de mensheid nog dat de wereld bestond uit kleine bolletjes die zich keurig gedroegen volgens de wetten van Newton, met vaste waarden voor ruimte en tijd. Tegenwoordig zijn die ideeën achterhaald.

En zo is er een kans dat over een eeuw net zo lacherig wordt gedaan over de theorie van de opwarming van de aarde als we nu doen over de theorie van de aarde als middelpunt van het universum.

Daarbij zijn er voor de opwarming van de aarde sowieso meer factoren dan de mens: voorspelbare factoren, maar ook volkomen onvoorspelbare factoren. Er hoeft maar één flinke vulkaan uit te barsten of één golfstroom plotseling zin hebben de andere kant op te stromen en alle modellen zijn compleet waardeloos geworden. En over de effecten van die mogelijke opwarming is uiteindelijk nog minder zekerheid dan over de opwarming zelf.

Maar tot zover het relativisme. Wat ik niet snap van de klimaatsceptici is dat ze denken dat hun bedenkingen relevant zijn in de politieke discussie over energie.

Want of de aarde nu warmer wordt of kouder, het neemt niet weg dat het winnen van fossiele brandstoffen steeds duurder wordt. Verder leveren de winning en stook van die brandstoffen hoe dan ook milieuvervuiling op, zoals fijnstof, waar we ook allemaal dood aan kunnen gaan, opwarming of niet. Bovendien zijn we voor die brandstoffen afhankelijk van notoire engerds die er gewoonte van maken homoseksuelen te vervolgen, vrouwen te stenigen en/of activisten op te sluiten.

Daarnaast kunnen we ons als mensheid sowieso maar beter indekken tegen klimaatschommelingen. Want warmer of kouder, de aarde is een grillige planeet, en klimatologische omstandigheden kunnen altijd veranderen, langzaam, of plotseling. Ook dat maakt ons en vooral wat wij bouwen fundamenteel kwetsbaar

Opwarming of niet, uiteindelijk blijft linksom of rechtsom toch dezelfde agenda wenselijk. We moeten veel zuiniger worden met energie, en deze schoner en het liefst decentraal opwekken. De gedachte dat het IPCC en de groene energie-industrie uit één grote leugenachtige maffia zou bestaan mag geruststellend zijn, relevant is dat bezwaar uiteindelijk niet.

Moraal zonder religie III – over wetenschappers en filosofen

In deze zevendelige serie op zondagochtend probeert Klokwerk erachter te komen of er zoiets mogelijk is als een moraal zonder religie. In dit derde deel stelt hij de vraag wat nu eigenlijk de functie is van religie, en vergelijkt hij dit met de wetenschap en de filosofie.

In het vorige deel bepleitte ik dat we God naast als mythologisch wezen ook zouden kunnen beschouwen als een personificatie van de vraag naar de zin van het leven; de vraag naar waarom de verschijnselen zijn zoals ze zijn, hoe wij ons tot deze wereld verhouden, en hoe wij ons daar het naar zouden kunnen verhouden.

Deze vraag naar de waarde en daarmee de zin van dit leven is volgens mij de belangrijkste vraag die een mens zich kan stellen. Want het antwoord op deze vragen bepaalt immers hoe we willen leven. Het lijkt me daarom niet onnuttig ons met deze vraag bezig te houden.

Natuurlijk zijn er veel mensen die deze vragen ontwijken. Maar wie niet durft te zoeken naar de zin van alles en de betekenis van goed en kwaad is of gedoemd tot blinde slaafsheid aan een opgelegde moraal, of tot richtingloosheid. Het eerste kan ertoe leiden dat iemand wordt ingezet voor zaken die hij in het diepst van zijn hart verfoeit, en dus tot ongeluk. Het laatste leidt tot zaken als materialisme, egocentrisme, een leven vol onvrede, depressie en angst voor de dood. Kortom, een leeg leven. Geen prettig vooruitzicht.

Religie en wetenschap

Maar, zullen sommigen nu denken, kunnen we die religieuze vragen in onze moderne tijd dan niet veel beter wetenschappelijk onderzoeken en beantwoorden? Ja en nee. Onderzoeken kunnen we ze natuurlijk wel, beantwoorden niet. De wetenschap, die sommigen in plaats van religie heilig verklaard hebben, kan deze vragen namelijk niet beantwoorden, aangezien wetenschap en moraal over verschillende zaken gaan.

Wat de wetenschap doet is waarnemen via metingen, om vervolgens die metingen ordenen, en door die ordening verschijnselen proberen te voorspellen.

Daarmee is de wetenschap een zogenaamd onpartijdige bezigheid. En deze koude onpartijdigheid heeft zij nodig, want daar ontleent zij juist haar waarde aan.

Maar juist daarom kan zij ons niet leren over de richting die we moeten kiezen, over zingeving, over wat goed is en wat kwaad, of zelfs maar de vraag beantwoorden of er eigenlijk wel een goed en kwaad bestaat. Want wat goed is en wat kwaad, dat is een waardeoordeel, en een waardeoordeel is niet te meten.

De wetenschap kan wetmatigheden opsporen en ons daarmee leren over de aard en samenhang der dingen. Zij kan ons vertellen hoe we het best daar kunnen komen daar waar we willen komen, los van onze vooroordelen. Maar wat we willen, en wat we moeten willen, dat kan de wetenschap ons niet leren.

Enkele filosofen

Gelukkig zijn er niet alleen religieuze denkers die zich met de moraal hebben bezig gehouden. Sinds de verlichting, toen de kerk niet meer het monopolie had op het morele denken, staan er veel filosofische vrienden klaar om ons te helpen bij onze zoektocht naar een moraal. Ik zal er bij lange na niet aan toekomen die lange stoet filosofen te behandelen: ik pik er een paar opvallende en invloedrijke types uit.

Aanvankelijk ging dat filosoferen zo vlak na de middeleeuwen nog met goede moed. Mensen als Voltaire en Spinoza hadden beide een ander wereldbeeld, maar zij deelden de visie dat we door middel van de rede een heel eind kunnen komen als het gaat om het begrijpen van de wereld. Immers, de wereld zit volgens hen ook redelijk in elkaar.

Maar hoe verdienstelijk de rede ook kan zijn om bepaalde kromme redeneringen en bijgeloof aan te vallen, of zij voldoende grond vormt voor een zelfstandige moraal is twijfelachtig. Want of de aanname dat de wereld fundamenteel redelijk is klopt, is nog maar zeer de vraag. Dat valt ten laatste eigenlijk maar moeilijk te bewijzen. We zien dan ook dat beide denkers er een eigen Godsbeeld op nahouden, om hun aanname dat een absoluut idee van de moraal als het ware bij de mens ingebakken zit tot op het laatst te kunnen verdedigen.

Algemene regels

Het probleem van een absolute waarheid werd gedurende de verlichting en de romantiek steeds duidelijker. Wellicht is Immanuel Kant de laatste filosoof die nog serieus te nemen was in zijn poging om daarvan te redden wat er te redden viel. Belangrijker voor ons: hij wist zijn argumenten volledig goden-vrij te houden.

Kant beredeneerde dat er wel degelijk uitspraken mogelijk zijn die absoluut waar zijn. En niet alleen als het gaat om feiten is er een absolute waarheid volgens Kant. Volgens hem zijn er ook morele oordelen die absoluut waar zijn. Die moeten dan aan een paar simpele regels voldoen. Met name Kant zijn regel dat wij ons bij alles wat we doen moeten afvragen of het wenselijk is dat iedereen zo handelt is bekend geworden.

Dit lijkt een sterk fundament voor moraal, maar helaas is dit niet geheel probleemloos. Want stel nu dat ik van plan ben seriemoordenaar te worden omdat ik van mening ben dat het leven op aarde maar beter af is zonder mensen, inclusief ikzelf. In dat geval handel ik volgens de morele wet van Kant, maar veruit de meeste mensen zullen dit terecht geen moreel juist gedrag noemen.

Misschien is de moraalleer van het liberale knuffeldier John Stuart Mill dan nuttiger? Hij oordeelde dat een daad goed is als het maximaal bijdraagt aan het zo groot mogelijke geluk van zoveel mogelijk levende wezens.

Mooi bedacht natuurlijk, maar ook Mill staat tegenover de redenering van onze seriemoordenaar met een mond vol tanden wanneer die hem voorrekent dat je met het doden van alle mensen de rondlopende varkens, konijnen en wat al niet voor dieren nog meer een groot plezier doet.

Een absolute waarheid?

Al met al blijkt het nog helemaal niet zo makkelijk te zijn voor filosofen om regels te bedenken die altijd en overal opgaan, laat staan als het gaat om moraal. Eigenlijk was het vinden van een absolute waarheid zonder kunstgrepen voor filosofen altijd al een harde dobber. Sinds Plato is men er over het algemeen dan wel vanuit gegaan dat er een absolute waarheid zou moeten bestaan, tot veel overeenstemming over de inhoud daarvan kwamen ze niet. Alsof dat al geen teken aan de wand was had de voor Kant opererende filosoof David Hume de kogel al definitief door de kerk geschoten en feitelijk geconcludeerd dat alle kennis slechts relatief kan zijn.

Enfin, als God een absoluut antwoord op de vraag is naar wat goed en fout is en hoe we moeten leven, dan kan gevoeglijk aangenomen worden dat sinds Hume het opperwezen alles behalve levend is.

In het volgende deel vraagt Klokwerk zich af wat waarheid nu eigenlijk is, en komt de heer Nietzsche, die natuurlijk al lange tijd boven deze tekst hing, eindelijk letterlijk om de hoek kijken.

Repliek op Frits Staal

(Over de rol van filosofie in de moderne samenleving)

Volgens de op 19 februari 2012 overleden filosoof Frits Staal is het enige waar de filosofie op uit moet zijn het vinden van de waarheid. Volgens Staal verdwijnt de filosofie dan ook en wordt zij vervangen door wetenschap.

Wanneer we filosofie inderdaad zo zouden beschrijven, had Staal bijna gelijk. Bijna. Maar niet helemaal. De wetenschap kan namelijk niet zonder filosofie. Want als wij meten, wát meten wij dan? Kunnen wij een stelling eigenlijk wel bewijzen door heel veel waarnemingen te doen die overeen komen met de stelling? Als we enkel witte zwanen waarnemen, hebben we dan de stelling bewezen dat zwarte zwanen niet bestaan? Of hebben we pas wat bewezen als we die ene waarneming doen die onze stelling weerlegt? En wat is dan de waarde van die stelling? Is het een natuurwet die we op het spoor zijn, iets dat in de natuur zelf ligt, of is het slechts een stuk gereedschap van onszelf om die natuur te proberen te ordenen, die meer bij onszelf dan bij de natuur hoort? Over dit soort vragen gaat de wetenschapsfilosofie: de wetenschap zelf kan die vragen niet beantwoorden.

Maar waarom de filosofie zo beperkt opvatten als alleen maar de zoektocht naar waarheid? Waar die vraag bij de Boeddhisten, in het Taoïsme, bij de Grieken of bij de Romeinen al een rol speelde, stond deze altijd ten dienste van een veel belangrijkere vraag, namelijk de vraag: “hoe moet ik leven”. Alleen de westerse filosofie was een tijd lang zo naÏef om in navolging van Plato en de katholieke kerk, die beide uitgingen van het dogma van een absolute waarheid, zich zonder verder extra doel te storten op de vraag naar wat De Waarheid is, en de rest van haar taken te vergeten.

Ondertussen is door de moderne filosofie én de moderne wetenschap de hypothese van de kenbare absolute waarheid echter al lang en breed weerlegd. De waarheid hangt af van de waarnemer, dat is iets waar we steeds meer en meer van doordrongen raken. Wie zich daar door postmodernisten niet van laat overtuigen zou die conclusie al kunnen trekken uit de moderne natuurkunde. De moderne wetenschap heeft zich dan ook ontwikkeld van een heilige zoektocht naar de waarheid tot een pragmatische manier van kijken, waarbij het model de plaats heeft ingenomen van de waarheid.

Hier in het Westen is de filosofie echter de afgelopen decennia zó behept geweest met de vraag naar kennis, dat ze het denken over moraal eigenlijk bijna vergeten is. Dat denken wordt zeer onterecht aan religie en bijgeloof uitbesteed. Dit is zo diep, dat gelovigen inmiddels arrogant stellen dat zonder het geloof geen moraal mogelijk is. Dat is natuurlijk onzin. De politieke en persoonlijke moraal zijn te serieuze zaken om daar niet fundamenteel over na te denken, en puur te laten leiden door religieuze dogma’s en waar deze er niet zijn door oppervlakkig sentiment.

Filosofen hebben mijns inziens de taak om het met behulp van hun denken én de uitkomsten van de wetenschap tegen die oude religieuze dogma’s op te nemen, en antwoorden te vinden op vragen als: wat is goed, en: hoe worden we gelukkig. Want dit zijn vragen die de wetenschap alleen nooit zal kunnen beantwoorden. De wetenschap berust immers op waardevrij onderzoek en kan daarom geen moraal uitvinden. Ze kan beschrijven, maar geen verschil maken tussen goed en kwaad, of tussen slechter en beter. De wetenschap heeft geen richting. Juist voor die vragen is er de filosofie.

Misschien moeten we filosofie daarom weer gaan definiëren als wat het is: de wijsgerige zoektocht naar de vraag naar hoe een mens dient te leven. Epicurus schreef dat er geen belangrijkere vragen waren dan deze filosofische vraag. Daar ben ik het mee eens. Wie kan immers een goed leven lijden als hij zich niet eens de vraag heeft gesteld naar hoe hij dat het best kan doen? Met alle respect naar de onlangs overleden Frits Staal; de filosofie blijft altijd nodig. Hoognodig. Juist nu, in een tijd waarin religie in ons denken een stap terug doet, en het discours over politiek, recht en persoonlijke moraal daardoor meer en meer behoefte heeft aan een stevig fundament.

Want zomaar wat roepen, dat wordt op die terreinen al veel teveel gedaan.