Tag: vrijheid
De vrijheid en het boerkini-verbod
OPINIE – Inmiddels heeft ook de socialistische premier van Frankrijk Valls zich achter het Boerkini-verbod geschaard, dat in verschillende Franse badplaatsen is afgekondigd, omdat zwemkleding die het hele lichaam en gezicht bedekt, niet verenigbaar zou zijn met “de goede moraal en het secularisme”.
De onbedekte huid als verplicht uniform voor de staatsmoraal. Het is wel eens andersom geweest. Vrouwen verplichten zich uit te kleden in naam van de vrijheid. Het griezelige is dat zo weinig mensen inzien hoe absurd dit eigenlijk is.
Maar… volgens Valls is de boerkini “de belichaming van een politiek project”. “Dat project is bedoeld om vrouwen tot slaaf te maken”. Nu, daarmee geeft hij tenminste een beter argument dan politici die menen dat onder iedere burka een mitrailleur verborgen zou zitten.
Natuurlijk, dat ‘project’ is er. Het is wel degelijk zo dat in religieuze kringen een grote druk op vrouwen wordt uitgeoefend om zich bedekt te kleden en zich onderdanig te gedragen. Iedere Abrahamistische godsdienst deelt vrouwen een ‘andere’ rol toe dan mannen. Vanuit streng gelovige kringen vindt de druk op vrouwen wel degelijk plaats, en die moeten we zeker serieus nemen.
Maar het idee dat er ook vrouwen zouden kunnen zijn die zelf misschien graag wat meer bedekt zouden willen zwemmen, wellicht uit preutsheid, wellicht uit eigen overtuiging, dat komt in de belevingswereld van Valls kennelijk niet voor.
Het echte antwoord op de druk van mannen naar vrouwen toe? Wat mij betreft zouden er nog veel meer laagdrempelige meldpunten moeten komen voor vrouwen die gedwongen worden zich anders te gedragen, en dus ook anders te kleden dan zij willen. Wanneer een vrouw door mannen gedwongen wordt zich in bedekkende kledij te wikkelen, zou de rechter wat mij betreft hard in moeten kunnen grijpen.
Een actieve bescherming van vrouwen en meisjes tegen hun echtgenoten en vaders. Dat betekent werk aan de winkel voor Blijf-van-mijn-lijf-huizen, de politie, rechters, postbus 51-achtige organisaties, en scholen voor signalering, het actief benaderen van mogelijke slachtoffers en het geven van voorlichting. Laat die instanties een norm stellen, en vrouwen bijstaan, en ze zo de macht geven om op te staan tegen hun onderdrukkers.
Dat helpt. Zo hebben we ook de druk van het Christendom op vrouwenrechten weten terug te dringen. Niet door een heksenjacht op hoofddoekjes, die 75 jaar geleden ook in ons christelijke straatbeeld nog heel normaal waren (de katholieke kerk schafte de verplichting van het dragen van een hoofddoekje tijdens de mis pas in 1965 af), niet door aanrechtverboden en het instellen van een maximale roklengte, maar doordat vrouwen zélf opstonden, en de maatschappij naar ze luisterde, en hen (uiteindelijk) in hun streven naar vrijheid actief ondersteunde, in hun strijd tegen mannen en instanties die hen hun toegenomen rechten bleven ontkennen. Dat is emancipatie. Dat is vrijheid.
En via die meldpunten kunnen dan ook gelijk de steden die bepaalde kleding verbieden aangeklaagd worden, en mensen die zich agressief naar vrouwen in boerkini gedragen. Want vrijheid is vrijheid. Vrouwen wettelijk verplichten zich uit te kleden op het strand voordat ze de zee in mogen – dat heeft met vrijheid niets te maken.
Dit bericht verscheen eerder op Sargasso.nl
Laten we niet vergeten te benoemen waar we voor gevochten hebben
De jaarlijkse 4 en 5 meidiscussie was heftig dit jaar, en één citaat hierin viel mij in het bijzonder op: “We herdenken de gevallen van alle naties die gevochten hebben voor de vrijheid waar ook ter wereld. Er is geen andere invulling nodig.”
Dit is een standpunt dat volgens mij door de meeste mensen wel gedeeld wordt, en in een oppervlakkige lezing sloot ik mij daar ook bij aan. Maar in tweede instantie niet. Want: gevochten voor onze vrijheid? Vrijheid van wat? Laten we vooral niet vergeten dat te benoemen.
Rechten van de mens
Naar aanleiding van de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog werden de algemene rechten van de mens geschreven, en in 1948 officieel vastgesteld. Deze rechten komen neer op het recht van lichamelijke integriteit, vrijheid van meningsuiting en levensovertuiging, gelijke rechten ongeacht afkomst, geslacht, geaardheid en geloof, het recht te leven in een rechtsstaat, en last but not least: bescherming van vluchtelingen voor regimes die deze rechten niet respecteren.
Dat is een prachtige agenda waar ik voor de volle 100% achter sta. Ruim 70 jaar later zijn deze rechten nog steeds niet in de hele wereld vanzelfsprekend. Soms zou je zelfs bijna denken dat het niet de goede kant op gaat. Ook in ons land worden deze rechten immers regelmatig afgekalfd of pootje gelicht. Daarbij zien we in toenemende mate weer neonazi’s door de straten marcheren, steeds meer mensen geven aan te stemmen op een partij met een ‘sterke leider’ die een lastercampagne voert tegen een bevolkingsgroep en oproept tot stelselmatige discriminatie, terwijl politici van andere partijen durven voor te stellen de vluchtelingenverdragen maar af te schaffen en de EU al wetgeving aanneemt die daar strijdig mee is.
Zorgwekkend is dat zeker. Maar dit zijn naar mijn hoop en overtuiging kleine erupties die ingaan tegen de algehele tendens in de wereld. Het is niet moeilijk in te zien dat over de grote lijn wereldwijd de mensenrechten meer en meer worden nageleefd. In 1948 waren Spanje, Portugal en Griekenland nog lang geen staten waar de mensenrechten enige rol speelden. Ook in Oost Europa bleken de communistische regimes die ontstonden hier geen enkel respect voor te hebben.
Het is nu in al die landen allemaal nog niet perfect, maar toch al veel beter geworden. Ook in Zuid Afrika en veel Zuid-Amerikaanse landen is op die gebieden veel vooruitgang geboekt. Zelfs in China en Rusland, waar de mensenrechten maar zeer selectief worden toegepast, is het nu beter dan vijftig jaar terug. Ondertussen werden in de westerse wereld de gelijke rechten van bijvoorbeeld vrouwen en homoseksuelen de afgelopen decennia steeds meer manifest.
Een fundamentele breuk in de geschiedenis
Dit is vooral opvallend als je je bedenkt dat in 1948 feitelijk een fundamentele breuk in de menselijke geschiedenis heeft plaatsgevonden. Het is namelijk een historische misser de nazi-ideologie als een rare uitbijter van het menselijk denken te beschouwen. Ik heb ooit de beruchte Posen-speech van Himmler bestudeerd. Wat mij vooral opviel, was hoe Himmler in deze toespraak zijn politiek legitimeerde, en vergeleek met de politiek van andere rijken, met name het Engelse koloniale rijk.
Hij stelt in deze toespraak de Engelse koloniale politiek expliciet als voorbeeld voor het Duitse nazisme. Het is belangrijk te beseffen dat de nazi’s hun eigen politiek zagen als een logisch gevolg van het menselijk denken tot dan toe. Want feitelijk hadden ze daarin geen ongelijk. Groepen mensen die elkaar veroordelen op basis van afkomst, geslacht, geaardheid of overtuiging, en die elkaar de vrijheid ontnemen, onderdrukken of zelfs vermoorden, het is het leidmotief in onze menselijke geschiedenis. Gelijke rechten voor iedereen was nooit een breed gedeeld ideaal.
De strijd tegen het oude gedachtegoed
Onze nationale dodenherdenking is nu volgens de officiële lezing een herdenking van alle gevallenen in oorlogen waar Nederland ooit in betrokken was. Maar dat is niet altijd zo geweest. Oorspronkelijk was onze herdenking een parade waarin de gevallenen in het verzet tegen het nationaal-socialisme werden herdacht. De mensen die de wapens opnamen tegen onderdrukking van henzelf, en vooral van anderen.
Een parade waarbij vlaggen en militaire onderscheidingen overigens juist geweerd werden. Al gauw werd toegevoegd dat niet alleen verzetsmensen, maar ook de soldaten die vielen in de strijd tegen dit regime en gedachtegoed zouden worden herdacht. Maar nog steeds bleef vertoon van nationalistische symbolen en standenverschillen bij de herdenking taboe.
En zo had het moeten blijven. Op 4 en 5 mei vieren we wat mij betreft het verzet van onze beschaving tegen het fascistische gedachtegoed: de gedachte dat een staat het recht heeft mensen omwille van hun achtergrond of idealen te discrimineren, te vervolgen, zelfs te vermoorden. Op vier mei herdenken we alle gevallenen die voor ons streden tegen deze gedachte, op vijf mei vieren we onze nieuwe beschaving, van vrijheid, gelijke rechten, en dat we leven in een rechtsstaat.
Een staat die bovendien beschermend optreedt tegen slachtoffers van regimes die tegen deze gedachte ingaan. Zo prenten we ons op deze dagen onze nieuwe waarden weer goed in, terwijl we hopelijk beseffen dat zij niet vanzelfsprekend zijn. Opdat we daar alle andere dagen van het jaar, bij iedere politieke handeling, bewust voor blijven kiezen.
Dit stuk verscheen op 5 mei 2016 op Joop.nl
Boekbespreking: “Vrijheid voor Gevorderden”, Paul Teule
RECENSIE – Paul Teule’s boek ‘vrijheid voor gevorderden’ leest vlot en is een mooi pleidooi om het concept ‘vrijheid’ in de politiek op een meer sociale manier te gebruiken. Ondanks dat gaat het boek uw recensent Klokwerk nog niet ver genoeg…
Op mijn middelbare school beweerde mijn docent maatschappijleer ooit dat er twee belangrijke waarden in de politiek zijn: Vrijheid en Gelijkheid. Zijn stelling was dat deze waarden als vanzelf met elkaar in botsing zijn. Linkse mensen zouden gelijkheid belangrijker vinden, rechtse mensen hechten meer aan vrijheid. Ik vond dat toen al een onzinnige stelling. Is het niet zo dat vrijheid en gelijkheid elkaar juist kunnen versterken? Paul Teule, docent politieke economie aan de Universiteit van Amsterdam, maar ons natuurlijk vooral bekend als schrijver voor Sargasso, laat ons in zijn nieuwe boek ‘Vrijheid voor Gevorderden’ zien dat dit kan.
Daarvoor moet Teule eerst wel het begrip vrijheid herdefiniëren, want in onze samenleving wordt dit begreep volgens hem veel te nauw opgevat. Vrijheid is volgens Teule niet alleen ‘negatieve vrijheid’, vrij zijn van geboden, maar ook ‘positieve vrijheid’: vrij zijn in de zin van het hebben van mogelijkheden. Het heeft volgens Teule geen zin om vrij te zijn van geboden als er geen mogelijkheden zijn. En daar heeft hij natuurlijk een ijzersterk punt.
De te nauwe opvatting van vrijheid is volgens Teule de reden voor een politieke en morele crisis. De misvatting dat vrijheid alleen maar het vrij-laten zou zijn, zorgt voor een zoek-het-zelf-maar-uit-samenleving, waarin mensen tegelijkertijd onbeschoft en lichtgeraakt zijn, en de overheid vooral ervaren wordt als een last. Volgens Teule is het echter nog niet te laat: als wij leren de verworvenheden die wij als Nederlandse samenleving gerealiseerd hebben opnieuw in dat licht te waarderen, als regels die ons juist vrijheid opleveren in plaats van vrijheid kosten, hebben wij weer een politiek kompas waarop we kunnen varen.
In dit licht bespreekt hij in ‘Vrijheid voor Gevorderden” vervolgens een heel aantal politieke domeinen en issues: de vrijemarkteconomie, het vrije woord, vrijheid van onderwijs, alcohol en drugsbeleid, beleid ten aanzien van prostitutie, emancipatie, staatssoevereiniteit en integratie, en telkens laat hij zien dat om werkelijke vrijheid voor burgers te bevechten, de overheid niet kan weglopen van haar taak, en dat een laissez-fairpolitiek eerder minder dan meer vrijheid oplevert. Om een werkelijk vrije samenleving te krijgen moet de overheid volgens Teule optreden als marktmeester, als een partij die actief investeert in het onderwijs, die controle oplegt en uitvoert op verdovende middelen, die prostituees bescherming garandeert, mensen de helpende hand biedt bij emancipatie, en door internationale samenwerking zijn invloedsterrein vergroot.
Het sterke van deze verdediging van een sterke regulerende overheid is dat ze niet contrair is met het vrije-marktdenken en de angst voor het verlies van vrijheid, maar in lijn ligt daarmee, en dus ook niet kwetsbaar is voor liberale bezwaren. Een goed voorbeeld is hoe Teule de stand van zaken aangaande prostitutie beschouwd. Teule bepleit dat er in deze gelegaliseerde sector veel te weinig controle en naleving is, en dat daarom de criminaliteit welig tiert. Weinig vrijheid voor seksslavinnen. In plaats van zich dan tegen legalisatie te keren pleit hij voor veel meer geld naar controle en voorzieningen voor mensen die in deze sector werken. Hij onderbouwt dit niet alleen door een moreel appél te doen inzake de vrijheid van prostituees, maar door tevens te stellen dat deze sector indirect een enorme bijdrage levert aan de economie. Welke toerist in Amsterdam gaat immers niet even een kijkje nemen op de wallen? Om deze economie zichzelf niet te laten ondermijnen is het volgens Teule niet meer dan logisch als de sekswerkers zelf veel meer van deze verdiensten terug zouden zien. In een werkelijk vrije samenleving worden kosten en baten doorberekend in het product, en waar de markt dit niet zelf regelt, is het volgens Teule logisch dat de overheid dit afdwingt.
De rechtgeaarde VVD’er die vrijheid slechts ziet als het opheffen van regels zal voor dit soort pleidooien voor overheidsbemoeienis en staatssubsidies uiteraard terugdeinzen, maar voor hem biedt dit boek dan ook een belangrijke uitdaging. Teule weet namelijk heel aannemelijk te maken dat juist dit terugdeinzen zorgt voor beperkingen in de inviduele vrijheden van burgers. Teule onderbouwt zijn betoog met allerlei politicologen, filosofen, psychologen, neurologen, sociologen en economen van nationaal en internationaal belang, zonder dat “Vrijheid voor Gevorderden” saai of taai om te lezen wordt. Hij laat daarbij ook de tegenstanders van zijn eigen standpunt aan het woord, en schroomt er niet voor telkens zijn eigen uitgangspunten te bevragen en ook te toetsen aan resultaten in de praktijk. Daarmee zet hij een zeer grondig en gedegen (soms zelfs in mijn ogen wat over-voorzichtig) betoog neer, waarin en passant een feest aan mooie citaten verwerkt is. “Vrijheid voor Gevorderden” is daarbij ook voor de leek makkelijk leesbaar en onderhoudend.
Helaas stelde Teule mij in één aspect teleur, namelijk waar hij in zijn bespreking het sociale stelsel van uitkeringen en volksverzekeringen met rust laat. Slechts in het laatste hoofdstuk noemt hij het sociale stelsel, zonder daarbij echt voorbeelden te noemen laat staan uit te werken, wat hij bij de andere politieke domeinen wel doet. Dat is jammer, want zijn betoog is mijns inziens naadloos te extrapoleren naar die terreinen, en hij had hier ook weer ondersteuning kunnen vinden bij verschillende denkers. Zo wordt het idee van een basisinkomen in bepaalde liberale kringen van oudsher omarmd omdat het niet alleen regelarm is, maar vooral omdat het mensen de mogelijkheid biedt om zich vrij van overheidsbetutteling te ontwikkelen. Ook Ronald van Raak van de SP bepleitte in een lezing aan de Teldersstichting dat mensen die wérkelijk voor vrijheid zijn, de mensen juist mogelijkheden biedt in de vorm van sociale zekerheid. Teule stelt in zijn boek dat eigenlijk iedere partij in Nederland een liberale partij is, en hij neemt alle partijen van PVV en VVD tot GroenLinks en SP in zijn betoog mee, maar door deze omissie komt het boek bij deze lezer uiteindelijk toch vooral over als een D66-betoog: sociaal, maar over het vangnet helaas maar weinig woorden.
Ondanks dat is het boek ‘vrijheid voor gevorderden’ van Teule een aardige uitdaging voor de vastgeroeste rechts-liberaal om zich af te vragen of hij wel zo consequent is in zijn vrijheidsliefde, en voor mensen met een grotere hang naar de socialere aspecten van de samenleving een wapen om dit niet alleen met het concept ‘gelijkheid’ maar ook juist met ‘vrijheid’ als argument sterker te verdedigen. Een aanrader dus.
‘Vrijheid voor Gevorderden’ is vanaf vandaag (11 maart 2016) te bestellen bij Boom uitgevers te Amsterdam, voor een verkoopprijs van €19,90. Paperback, 204 pagina’s . ISBN 9789089536235.
Dit artikel verscheen eerder op Sargasso.nl
Vrijheid in het onderwijs
Een rok verbieden, een hoofddoek verplichten, homoseksuele leraren weigeren; het mag allemaal van artikel 23 van de grondwet.
Kinderen hebben het recht op kennis van alle levensovertuigingen. Daarom dient artikel 23 van de grondwet grondig herschreven te worden
Soms komt er zo’n bericht langs waarbij ik denk: dat dit nog mogelijk is in onze moderne samenleving. Zoals gisteren in de Volkskrant, over een ‘doorgedraaide Christenjuffie’ die wordt ontslagen door ‘doorgedraaide Christenschool’ omdat ze beide de andere kant op draaiden. Mevrouw heeft zich laten overdopen van de Hervormde Kerk naar de Vrije Baptisten, en daarom verliest ze haar baan.
Er komt een rechtszaak, want de advocaat verwijt de school te meten met twee maten. En dat is dan ook de enige manier om bezwaar aan te tekenen tegen de handelswijze, want verder is deze vorm van discriminatie in onze wet nog altijd gewoon toegestaan. Scholen hebben in ons land tot op de dag van vandaag het uitdrukkelijke recht zichzelf ‘zuiver’ in de leer houden, door personeel en leerlingen te selecteren op basis van geloof. En dat gaat ver. Een rok verbieden, een hoofddoek verplichten, homoseksuele leraren weigeren; het mag allemaal van artikel 23 van de grondwet. Ook leerlingen op basis van het geloof van hun ouders de laan uitsturen is gewoon toegestaan op de bijzondere scholen die met gemeenschapsgeld worden gefinancierd.
Raar, want in ditzelfde land kunnen ‘gewone’ werkgevers aangeklaagd worden als ze personeel niet aannemen vanwege een kruisje of een hoofddoekje, of als ze die dingen juist verplicht willen stellen. En een winkel die mensen op basis van geloof niet wil bedienen (‘verboden voor moslims’) krijgt al helemaal moeilijkheden. Wat particuliere zelfstandige bedrijven niet mogen, mogen scholen die drijven op overheidssubsidie kortom wel. Welkom in schizofreen Nederland.
Minimale aanpassingen
De politiek staat hier bijna apathisch naar te kijken. Traditioneel pleiten de SP, GroenLinks en D66 voor een acceptatieplicht voor leerlingen voor alle scholen: bijzondere scholen zouden volgens hen het recht moeten verliezen leerlingen te weigeren op basis van geloof. Volgens deze partijen bevordert Artikel 23 de segregatie. Maar naast de Christelijke partijen steunen VVD en PvdA deze voorstellen doorgaans niet. Waarschijnlijk vanwege de eeuwige zoektocht voor steun voor andere plannen. Waardevrij onderwijs heeft voor deze partijen duidelijk geen prioriteit. De afbraak van het sociale stelsel en de privatisering van de zorg vinden VVD en PvdA kennelijk belangrijker.
De SP richt haar pijlen daarom nu op een detail die de wet met zich meebrengt: religieuze leerlingen krijgen vergoeding voor reisgeld wanneer er geen school in de buurt is waarvan leraren en leerlingen geselecteerd zijn op dezelfde godsdienst van de ouders. Dit vervoer kost de staat 20 miljoen euro per jaar. De SP vindt dat dit geld beter besteed kan worden aan leerlingenvervoer voor gehandicapte kinderen, waar de laatste jaren flink op bezuinigd is.
Intussen kondigde Sander Dekker in een interview met het orthodox-protestantse Nederlands Dagblad een grotere vrijheid aan om nieuwe scholen te stichten. De wet gaat zich als het aan hem ligt minder focussen op een minimum aantal beschikbare scholen van een bestaande geloofsrichting, en sterker op de kwaliteitseisen. Een minimale aanpassing, waarbij hij met klem benadrukt dat hij het in stand wil houden dat er scholen worden gesticht op basis van levensbeschouwing.
Vrijheid van levensovertuiging
Misschien moet ik in dit kader wel blij zijn met de komst van Islamitische scholen. Want hierdoor krijgt dit debat tenminste nog af en toe enige aandacht. Wanneer het om een Islamitische school gaat, vindt immers bijna iedereen het onwenselijk dat die scholen er zijn. Wanneer het om een Islamitische school gaat, snappen plotseling veel meer mensen waarom het van belang is dat kinderen op jonge leeftijd ook leren over andere levensovertuigingen in onze samenleving.
Begrijp mij goed: de vrijheid van levensovertuiging vind ik een van de meest belangrijke verworvenheden van onze moderne samenleving. Maar het recht om je kind op te sluiten in de eigen geloofsgemeenschap gaat mijns inziens recht tegen deze vrijheid in. Het is prima als ouders hun kinderen naar een zondagschool sturen om ze te onderwijzen in hun eigen geloof. Maar het toestaan van bijzondere scholen die openlijk een bepaalde levensovertuiging aanhangen in ons onderwijssysteem is puur onwenselijk, en het stimuleren en subsidiëren daarvan is ronduit absurd. Kinderen hebben het recht op de ‘hele wereld’, en die is een stuk groter dan de beperkte wereld waar hun ouders voor gekozen hebben. Hen opsluiten in de eigen groep ontneemt hen het recht om die wereld in zijn volle breedte te leren kennen. Dit heeft niets met vrijheid te maken, maar met vrijheidsbeperking.
Artikel 23 is daarmee overigens niet nutteloos geworden. Het is voor de kwaliteit van het onderwijs zeer nuttig een school te kunnen stichten met een eigen filosofie over het onderwijs zelf. Dat bevordert de diversiteit in leermethoden, en indien scholen goed gemonitord worden op kwaliteit kan dit de kwaliteit van het onderwijs alleen maar ten goede komen. Maar dat gaat dan over de vorm van het onderwijs zelf, en dat is iets volledig anders dan het recht om leerlingen te indoctrineren door ze te confronteren met slechts één geloof, en ze van de rest van de wereld af te schermen. Artikel 23 zou daarom duchtig herschreven moeten worden, en een stuk ingrijpender dan Sander Dekker en zelfs D66, GroenLinks en de SP voorstellen.
Dit artikel verscheen eerder op Joop.nl
Hogere Poortjes
COLUMN – We leven in rare tijden. De politiek sprak tijdens de herdenkingen nog mooie woorden over vrijheid. Maar diezelfde politiek stemde de week daarvoor nog voor hogere boetes voor mensen zonder geldig vervoersbewijs, en roept vandaag op om de openbare stations af te sluiten met nog hogere hekken.
En dat allemaal omdat we te belazerd zijn te betalen voor 100% controle en service door conducteurs op de treinen.
De terugtrekkende overheid is een overheid van boetes en afrasteringen. Het lijkt op bezuinigen, maar via een omweg betaalt de burger de prijs toch wel. Een keer verkeerd inchecken kost binnenkort een burgermansfortuin, en duur betaalde poorten sluiten onze stations af.
De misdadigers springen ondertussen met gemak over al die onzin heen.
Dit artikel verscheen eerder op Sargasso.
Haat leidt tot onvrijheid
Over de keuze die PVV-Kamerlid Martin Bosma ons op de dag van de vrijheid voor had mogen leggen.
De mislukte aanslag van 4 mei op de bijeenkomst in Texas waar ook Wilders sprak, bracht vanzelf heel wat reacties met zich mee. Martin Bosma bijvoorbeeld wilde de Nederlander aan de vooravond van de dag van de vrijheid tot een keuze dwingen tussen ‘vrijheid’ en ‘de islam’.
Boris van der Ham, voorzitter van het 4/5 mei comité, gaf een wat subtielere reactie. Hij schreef gisteren op zijn Facebook-pagina:
(…)Wat je ook van Wilders denkt: woorden en ideeën dien je met woorden en ideeën te beantwoorden. Maar op internet wemelt het alweer van mensen die zeggen: “Zo’n bijeenkomst lokt het uit”. Nou ja, je zou met zo’n aanslag met hetzelfde recht ook het omgekeerde kunnen zeggen.
En dat klopt natuurlijk. Moslimterroristen lokken met hun geweld terecht kritiek op hun handelen uit. Van links tot rechts is men dan ook eensgezind in het veroordelen van geweld, en ook het overgrote deel van de moslimgemeenschap keurt dit gelukkig af.
Die eensgezindheid uit zich ook in daden, zoals het bieden van bescherming aan mensen die gevaar lopen door het uiten van hun mening. De aanslag is niet voor niets slecht afgelopen voor de terroristen. Daarover is kortom uiteindelijk maar weinig discussie nodig.
Maar dat niet weg dat het even waar blijft dat een prijsvraag voor de beste cartoon over Mohammed een provocatie is. En ik zie niet in wat is mis is met die vaststelling. Daarmee wordt het gedrag van de daders immers niet gelegitimeerd, verontschuldigd, of gebagatelliseerd. Het is echter wel een waarheid als een koe.
De bekende kreet dat deze Vrijheid van Meningsuiting door deze aanslag om zeep zou zijn gebracht klinkt nu ook weer alom, en nu de aanslag op 4 mei plaatsvond is de link snel gelegd.
Maar toch is dat een misvatting. De Vrijheid die wij op 4 en 5 mei vieren is iets heel anders dan het recht onze medeburgers voor rotte vis uit te maken. Op 4 en 5 mei vieren wij de vrijheid van een onderdrukkende staat. We vieren dat wij een staatsvorm hebben die uiterst terughoudend is met het vervolgen van burgers om wat zij zeggen en wat ze geloven, laat staan om wie hun ouders zijn.
hateOnze staat heeft daarmee afstand genomen van de taak om burgers te dwingen op hun woorden te letten. Wat de staat daarentegen nog wel doet, is het beschermen van burgers tegen elkaar. Om ons te beschermen tegen diefstal en geweld, of dreiging daarmee, heeft de staat het geweldsmonopolie.
Maar dat de staat die verantwoordelijkheid op zich neemt, betekent niet dat wij van onze verantwoordelijkheid rekenschap te nemen van onze woorden ontheven zijn. Eigenlijk juist integendeel. Wanneer de één de ander beledigt, zal de staat hier maar in zeer beperkte vorm tussen kunnen treden. Juist omdat de staat zich niet wil mengen in iemands mening.
Het enige dat de staat dan kan doen, is mensen die dingen zeggen die anderen tot woede drijven beschermen. Maar wie altijd in bescherming van de staat moet leven, heeft geen vrijheid. Paradoxaal genoeg is de vrijheid om de woede van anderen op te wekken dus tegengesteld aan de vrijheid van staatsbemoeienis. De vrijheid om anderen te beledigen is alleen maar mogelijk door staatsbemoeienis. Echte vrijheid begint dus met het nemen van verantwoordelijkheid.
Het is dus een pijnlijke keuze waar we voor staan. Ofwel we kiezen voor de volledige vrijheid om alles tegen elkaar te zeggen wat we willen, maar we leven daardoor wel in een politiestaat. Ofwel we kiezen ervoor om de verantwoordelijkheid te nemen voor de soms ronduit onrechtvaardige gevolgen van onze woorden, en we leven in een vrije open samenleving.
Het is die keuze die Bosma ons op de dag van de vrijheid voor had mogen leggen. Misschien een ongemakkelijke keuze. Maar wel de enige keuze die ertoe doet.
Dit blog verscheen eerder op 5 mei 2015 op Joop.nl.
Zondigen tegen vrijheid
OPINIE – 5 mei is een dag om stil te staan bij onze vrijheid. Laten we daarbij vooral de dingen die nog aan onze vrijheid mankeren niet vergeten.
Het was een mooie dag, Bevrijdingsdag. De zon scheen en het was feest. We leven dan ook in een land met ongekende vrijheden. Misschien genieten wij wel meer vrijheden dan waar dan ook ter wereld.
Onze vrijheden
Nederland is niet zomaar een vrij land. Nederland is ook in de westerse wereld een uitzonderlijk vrij land. In ons land is de vrouw baas in eigen buik, de dodelijk zieke is baas over zijn eigen leven, de homoseksueel is baas over met wie hij samenleeft. De prostituée mag legaal werken, en de wietroker wordt met rust gelaten.
Dit zijn allemaal vrijheden die leiden tot gedrag dat veel mensen afkeuren, maar dat doet er niet toe: mensen mogen zolang ze anderen daarin niet schaden zelf kiezen hoe ze hun leven inrichten. En hoewel we op deze gebieden de laatste tien jaar niet zoveel vooruitgang meer boeken en door verschillende landen geëvenaard of zelfs ingehaald worden, is het iets waar we nog steeds trots op mogen zijn.
Soms vergeten we het helaas zelf, maar wij hebben de wereld vele bewijzen geleverd dat regulering beter werkt dan repressie.
Vrijheid van meningsuiting
Maar er gaan ook dingen mis met de vrijheid in dit land.
Bij de kroonwisseling zijn vlak voor de Balkonscène twee mensen door de politie van de Dam geplukt. Omdat ze liepen te demonstreren met een stukje karton en een ballonnetje. Er worden excuses aangeboden, en snel wordt gezegd dat de reden een persoonsverwisseling was. Volgens sommigen een te snelle conclusie.
Veel mensen halen daarbij de schouders op. Mevrouw Joanna is toch vrijwel meteen weer vrijgelaten? Bovendien vinden ze die Joanna gewoon maar een hysterisch wijf met een belachelijke mening. De burgemeester van Amsterdam doet dit incident snel af als een incident.
Of hij nu naïef is of te kwader trouw weet ik niet, maar een incident is het niet. De man die een waxinelichthoudertje naar de gouden koets gooide kreeg vijf maanden gevangenisstraf. Dat is opvallend veel. Belangrijker is dat hij twee jaar in voorarrest zat. Negentien maanden onterecht vastgezeten dus. Dat houdt onze autoriteiten echter niet tegen om hem voor vieringen weer op te pakken en vast te zetten.
Het is allemaal iets te toevallig om kritiekloos aan voorbij te gaan wat mij betreft.
Opsluiten
Sowieso gaan we steeds makkelijker om met het opsluiten van mensen. Al jaren wordt justitie door de VVD omgevormd van een apparaat voor criminaliteitsbestrijding tot een instituut van symboolmaatregelen, waarbij vrijheidsberoving belangrijker is dan het bewezen effect ervan.
Het gevolg: Nederland dat ooit zo soft heette te zijn heeft inmiddels het strengste strafklimaat van Noordwest-Europa. In ons land zitten inmiddels vier keer zoveel mensen vast als twintig jaar geleden en procentueel gezien hebben we twee keer zoveel gevangenen als in omliggende landen. We geven dan ook beduidend meer geld uit aan strafrecht. Maar wordt het er veiliger op?
Voorarrest
Bij dit soort cijfers halen veel mensen hun schouders op. Het recht op vrijheid geldt niet voor criminelen, zullen ze zeggen. Of het nu een effectieve manier van criminaliteit bestrijden is of niet, het is goed dat die mensen een tijdje van de straat zijn. Het mag ook wat kosten: het gaat om principes.
Maar laten we er als het gaat om principes vooral niet aan voorbij gaan dat in Nederland steeds meer mensen vastzitten zonder veroordeeld te zijn. Met name jongeren kan dit gemakkelijk overkomen. Van alle jongeren die in een justitiële inrichting zitten, zit drie kwart vast in voorarrest.
Als dat altijd leidde tot een veroordeling was dat nog tot daar aan toe. Dat is niet het geval. 85 procent komt direct na het proces vrij, omdat het voorarrest langer of gelijk was aan de straf, of omdat ze onschuldig bleken. Per jaar wordt dan ook een slordige 20 miljoen euro uitgekeerd aan mensen die onterecht vast zaten. Het lijkt er kortom op dat voorarrest stelselmatig misbruikt wordt om moeilijke mensen van straat te halen.
Vluchtelingen
En laten we tenslotte op 5 mei vooral niet vergeten hoe we vluchtelingen behandelen.
Om te beginnen hebben zij krachtens de mensenrechten recht op zorg en onderwijs, maar missen de vrijheid om te werken. Daarmee schieten we onszelf natuurlijk enorm in de voet, want we verbieden ze eigenlijk te integreren en productief te zijn. Daar bovenop blijft het in de mode deze mensen vast te zetten, hetzij tijdens de procedure in Ter Apel, hetzij in de cel wanneer ze uitgeprocedeerd en dus illegaal zijn.
Als het nu zo was dat we dat nog op een correcte manier deden, dan was dat nog tot daar aan toe. Maar de manier waarop wij asielzoekers behandelen heeft al meerdere keren tot dodelijke slachtoffers geleid. En hoe wij vluchtelingen behandelen stuit ook al tien jaar op heftige kritiek van mensenrechtenorganisaties als Amnesty International, maar ook van de VN, de nationale ombudsman en de Raad van Europa, terwijl we regelmatig op de vingers worden getikt door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Iets waar we ons als voormalig “land van het vingertje” diep voor zouden moeten schamen.
De mensenrechten
De mensenrechten zijn er niet voor niets. Vrijheid van meningsuiting, de vrijheid te gaan en te staan waar we willen en een goed functionerende rechtstaat zijn de voorwaarden waarop wij onszelf een beschaafd land mogen noemen.
Wij dienen hierin dan ook Roomser te zijn dan de Paus. Zo nee, dan ondermijnen we niet alleen onze geloofwaardigheid wanneer wij strijden voor mensenrechten, maar ook onze eigen samenleving.
5 mei is niet zomaar een feestdag. 5 mei is een dag om ons te bezinnen op het begrip vrijheid. Kritisch kijken naar hoe wij daar zelf mee omgaan hoort daarbij.
Keuzestress of Slavernij?
Op 18, 19 en 20 april 2012 werd de VARA-documentaire “Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap” uitgezonden. In die documentaire werd kortweg gesteld dat ons denken over vrijheid doorgeschoten is ten opzichte van de andere twee waarden.
In het eerste deel van de documentaire wordt een beeld geschetst van onze samenleving waarin vrijheid niet meer zomaar het zich vrijvechten van onderdrukkers is. Eerder wordt vrijheid nu opgevat als de absolute vrijheid van anderen: het individu kiest voor zichzelf het meest perfecte leven.
Dit heeft, zo beweert de documentaire, zeer nadelige gevolgen. Vrijheid is hier namelijk een examen mee geworden, en de veelheid van keuzes leidt tot keuzestress. Het gemiddelde bereiken is voor ons vrije individuen niet bevredigend genoeg: de gemiddelde burger voelt zich daarom een verliezer. Ook blijven de maatschappelijke gevolgen niet uit. Een cultuur van hoge doelstellingen en hoge beloningen aan de bovenkant van de samenleving wakkert de hebzucht aan en nodigt uit tot fraude, waardoor aan de top ruimte komt voor een gewetenloze graaicultuur: ziehier de crisis.
Dan is er nog een groot nadeel: omdat wij in deze cultuur de vrijheid van anderen daarbij als concurrenten zien, roepen wij op tot repressie van wat ons kan bedreigen. Dat heeft het gevaar uit te monden in het onderdrukken van hen die niet mee kunnen komen; de onderkant van de samenleving. Aan het einde van het eerste deel wordt bovendien gesuggereerd dat onze vrijheid een schijnvrijheid is, omdat wij zonder er zelf al te lang bij stil te staan gemanipuleerd worden door marketingtrucs om een bepaald consumerend leven te leiden.
In deel twee en drie van de documentaire worden de voordelen van het uitgaan van het gelijkheidsbeginsel en de herleving van de waarde van broederschap bepleit. Zo worden wetenschappelijke vondsten die benadrukken dat lagere inkomensverschillen en het goed-doen-naar-de-ander positieve psychologische effecten hebben breed uitgemeten. Zeer belangrijke vingerwijzingen inderdaad, waar zowel de burger als politici meer rekenschap van zouden moeten nemen. Maar hoe sympathiek ook, ik denk dat dit onvoldoende antwoord is op de bovengenoemde problemen met het vrijheidsideaal.
Misschien is het nuttiger het huidige vrijheidsideaal zelf nog eens wat nader onder de loep te nemen voordat wij oordelen dat het te ver zou zijn doorgeschoten. Want zij wij nu eigenlijk wel zo vrij als we denken? Is onze huidige vrijheid niet een illusie? Een heel belangrijke filosofische vraag die we om daarachter te komen eerst moeten beantwoorden is: Wat is vrijheid?
Natuurlijk, wij kennen in ons land de onderdrukking door de overheid zoals in vroeger tijden niet, en daarbij hebben we veel beklemmende tradities van ons afgeschud. Wat dat betreft zouden we kunnen stellen dat we in onze huidige maatschappij vrijer zijn dan ooit. Vrij zijn van anderen lijkt in het verlengde daarvan te liggen. Maar die gedachte gaat uit van een beeld van vrijheid die misschien wat te beperkt is. Vrijheid is namelijk wellicht niet alleen de vrijheid van anderen, maar ook en bovenal de vrijheid van zichzelf.
Lastig te volgen? Een extreem voorbeeld: Wie iemand met een dwangneurose met een grote hoeveelheid geld en permissie voor alles wat denkbaar is loslaat in het veld, zou kunnen stellen dat deze persoon ultiem vrij is. Zo zal die arme stakker zich echter nooit voelen. En zoals iemand met een dwangneurose in zijn vrijheid beperkt wordt door zijn eigen ziekte, worden ook zogenaamd normale mensen beperkt door de manier waarop hun persoonlijkheid is opgebouwd. De belangrijkste oorzaken van onze onvrijheid zijn namelijk onze eigen beperkingen.
En beperkingen, daar hebben we er nogal wat van. Om te beginnen zijn wij als mensen natuurlijk beperkt in onze vrijheid door de grenzen aan onze lichamelijke vermogens. Voor ons lichaam hebben wij voeding, veiligheid en rust nodig, en we zijn niet onsterfelijk. Verder is niet iedereen even sterk. Weliswaar worden in onze maatschappij mensen met lichamelijke beperkingen wel een beetje geholpen, toch heeft een lichamelijk ziek of zwak mens een achterstand ten opzichte van de sterkere medemens.
Nog veel belangrijker dan die lichamelijke beperkingen zijn de beperkingen van onze geestelijke vermogens. Onze maatschappij is behoorlijk rancuneus naar mensen die weinig intelligentie hebben – zij verdienen minder en worden in gesprekken minder serieus genomen. En dat terwijl intelligentie toch in hoge mate aangeboren is en zij aan dat gebrek aan intelligentie niet zoveel kunnen doen.
Dit is echter slechts het begin van onze beperkingen. Als wij verder nadenken over hoe vrij wij zijn dan moeten we concluderen dat we ook nooit vrij waren in het kiezen van onze eigen persoonlijkheid. Wij hebben onze persoonlijkheid niet zelf geschapen. Onze denkpatronen, reflexen en routines zijn voor een belangrijk deel aangeboren, en voor een ander deel aangeleerd tijdens onze jeugd. Wij hebben niet alleen ons lichaam en ons brein met hun sterktes en zwaktes niet zelf ontworpen, wij hebben ook onze jeugd niet uitgekozen. Wij hebben bovendien de taal die wij gebruiken en dus de patronen waarin wij denken niet zelf ontworpen, en we hebben de informatie die tot ons komt voor het grootste deel niet zelf geselecteerd. Toch wordt onze persoonlijkheid juist door al die zaken gevormd.
En los van dat we onze persoonlijkheid dus al niet zelf ontworpen hebben kunnen we hem ook niet zomaar veranderen. Al te vaak handelen we zonder erover na te denken. Dat is goed, want anders zouden we niet kunnen overleven. Maar door dit te vergeten worden wij wel willoze de slaven van onze natuurlijke of aangeleerde reflexen, de routines waar we onbewust telkens in vervallen: minder vrij dus. En ook waar we ons van die ingesleten patronen wél bewust zijn, is de keuze om ervan af te wijken niet altijd zomaar mogelijk. Afwijken van onze dagelijkse gewoontes gaat niet zelden gepaard met onzekerheid en angst. En dan is er ook nog het verschijnsel verslaving: waar we ons juist volledig bewust zijn van onze routines en reflexen, maar ons er toch machteloos tegenover voelen.
Dan zijn er nog de sociale beperkingen aan onze vrijheid. De mens blijft zijns ondanks een sociaal dier. Van de sociale druk om ons heen zijn wij vaak niet bewust, en daarmee wordt deze des te groter, omdat we ons er niet tegen kunnen verweren. Wij zijn met name maar al te geneigd te willen voldoen van de verwachtingen die anderen van ons hebben. Bewust, maar vaker onbewust nemen we die verwachtingen ten opzichte van onszelf over. Wat wij willen is dus vaak gewoon dan wat anderen verwachten wat wij willen. Uit psychologisch onderzoek blijkt dat deze effecten telkens weer sterker blijken dan mensen zelf beseffen.
Het besef van al deze beperkingen aan onze vrijheid staat haaks op de mythe dat de mens vrij is. Het beeld dat we onszelf zouden maken is een illusie.
En alsof dat alles nog niet genoeg is komt er nog een extra moeilijkheid bovenop, en dat is dat wij als individu zelf ook nog eens geen vaste eenheid vormen. Want los van al deze beperkingen zouden we als we nu werkelijk vrij waren ook een duidelijk antwoord moeten kunnen geven op de vraag: wie zijn wij eigenlijk zelf? Zijn wij diegene die wij willen zijn, of diegene die wij werkelijk zijn? Die zaken zijn al vaak strijdig met elkaar. En daar bovenop is onze wil op zijn beurt vaak ook nog eens intern tegenstrijdig.
“Gewoon jezelf zijn” is tegenwoordig voor veel mensen een motto, maar wanneer iemand écht werk maakt van dit motto blijkt dat nog helemaal niet zo gewoon. Want hoe verhoudt “gewoon jezelf zijn” zich tot zaken als twijfel en zelfbeheersing? “Gewoon jezelf zijn” is een verdomd lastige opgave als we beseffen dat ze geen ondeelbare eenheden zijn maar eerder continu in een innerlijke strijd verwikkeld.
En daarbij komt nog eens de twijfel over of wij onszelf wel los kunnen zien van onze omgeving, omdat we erdoor worden gemaakt. In hoeverre is die omgeving als wij daar een product van zijn niet ook een deel van onszelf? De grens van wat een mens is en wat zijn omgeving is vervaagt daarmee.
Wie werkelijk vrij wil zijn heeft nog een lange weg te gaan, en zal om te beginnen moeten beseffen dat absolute vrijheid, zo deze al wenselijk zou zijn, onmogelijk is om te bereiken. Wij zijn in alles gemaakt door en verbonden met onze fysieke en sociale omgeving, en daar bovenop is de zoektocht naar vrijheid met name een zoektocht in onszelf. Om werkelijk vrij te zijn zullen we ons daarom moeten verzoenen met hoe wij geworden zijn, ons bewust moeten worden van hoe wij ons tot onze omgeving verhouden, en harmonie moeten zoeken tussen de verschillende krachten in onszelf. Wie daar geen werk van maakt verwart de verwachtingen van zijn omgeving met zijn eigen wensen, de onvrede met zichzelf met prestatiedruk, en de disharmonie binnen zichzelf met keuzestress. Met vrijheid heeft dat allemaal niet zoveel te maken.
Hans Danst
Er was eens een dorpje met vlijtige mensen. Alle dagen waren die mensen aan het werk. De bakker bakte de hele dag brood, de slager verkocht de hele dag vlees, de schoenmaker maakte de hele dag schoenen, en waar de student de hele dag studeerde maakte de burgemeester de hele dag wetten, en zo verder. De hardste werker van het dorp was wel de smid. Die stond alle dagen te hameren in zijn smidse aan de rand van het dorp, en dat gehamer klonk zo vrolijk dat iedereen op dat ritme vrolijk verder werkte. Het dorpje was dan ook netjes en welvarend. Zo netjes en welvarend dat de reiziger die bij het dorpje stopte dan ook altijd dacht: goh, dit is nu pas een alleraardigst dorpje! Het ziet er zo netjes en verzorgd uit, het is zo prachtig gelegen, en er wonen zulke vrolijke vlijtige mensen, hier blijf ik graag een nachtje extra! En dat viel met de herbergier dan ook wel te regelen. Wanneer deze de reiziger dan een dampende schotel ganzenborst voorzette, zei hij daarbij met een knipoog: we hebben allemaal hard gewerkt vandaag, vanavond is het feest!
Nu woonde in het dorpje ook een heel leuke jongen. Zijn naam was Hans. Hans woonde in de hooiberg naast de smidse. Iedereen mocht Hans graag, omdat hij mooi was en veel lachte. Waar Hans van leefde, dat wist eigenlijk niemand. In de ochtend was Hans in geen velden of wegen te bekennen, maar in de middag kwam hij graag bij alle bewoners aan. Hij begon met een praatje te maken met de smid in zijn smidse. Daar bleef hij dan een half uurtje en dronk het kopje koffie dat daar altijd voor hem klaar stond. Daarna ging hij dan naar de bakkerij en riep: ahee bakker! Ben je daar? Het is Hans! En ook de bakker mocht Hans graag, zo graag dat hij het helemaal niet erg vond dat Hans af en toe een vers krentenbolletje meegraaide als hij na een kort praatje weer verder ging naar de slager. En ook de slager zag Hans met zijn vrolijke verhaaltjes graag komen. Zo liep Hans het hele dorp langs, hier een lang praatje makend, en daar weer een kort praatje, en tussendoor rustte hij wat, op zonnige dagen in het zonnetje op het marktplein, op winterse dagen boven een kop chocola in de herberg, waarvoor de herbergier niets rekende, want och, het was Hans, die had toch geen geld, en zat zo vol met aardige verhalen, die zag je graag zitten in je zaak.
Iedere avond in de herberg was het feest. En die feesten waren zo leuk, dat de mensen uit omliggende dorpjes ook vaak kwamen. Nou, en Hans was er altijd! Hij sloeg de mannen kameraadschappelijk op de schouders, schonk ze bij uit de flessen die ze zelf besteld hadden, en vroeg hun vrouwen en dochters ten dans. En dansen dat Hans kon! Ongelooflijk, hij danste alles! De tango, de foxtrot, de quickstep, de chachacha, salsa, bachata, breakdance, streetdance, moonwalking, capoeira, flamenco: Hans was in iedere dans de beste, en danste de hele nacht lang.
Zo ging dat eigenlijk iedere dag. Totdat een reiziger eens op een avond in de herberg aan de slager vroeg: die Hans hè, wat doet hij nu eigenlijk? Ach, zei de slager, dat is Hans, die doet niet zoveel. Ja, in de ochtend schijnt het dat hij in de hooiberg op zijn fluitje loopt te spelen, de smid kan het soms horen als de wind goed staat, maar verder doet hij volgens mij eigenlijk niets. Jaja, zei de reiziger.
Nu bleef de slager toch even over zijn antwoord nadenken. Ondertussen kwam Hans lachend langsgezwierd met de slagersvrouw in zijn armen. Komop slagertje! Niet zo piekeren! Riep hij hem nog na. Maar de slager piekerde wel. Die Hans heeft het toch maar veel te makkelijk, dacht hij. En toen zijn vrouw lachend weer naast hem kwam zitten en met blozend gezicht zei: die Hans danst toch verrukkelijk!, werd hij ook nog een beetje jaloers.
Die Hans danst toch verrukkelijk! Zei de volgende ochtend de bakkersdochter tegen haar vader, en veegde een stukje stro uit haar dikke blonde haren. Tsja, dacht haar vader, maar verder had die buurman van mij gisterenavond wel een beetje gelijk: eigenlijk doet die Hans toch maar niets de hele dag. Ik zal het er eens over hebben met mijn buurman, de student, eens kijken wat hij daar toch van vindt.
Welnu, de student, zelf ook niet vies van een glaasje wijn en een dansje, was het eigenlijk wel met de bakker eens. Tsja bakker, zei hij, die Hans heeft wel een erg makkelijk leventje hier. Kijk, ik studeer de hele dag. En die Hans ligt maar op zijn fluitje te spelen in de hooiberg, snaait zijn kostje bij elkaar bij de hardwerkende burgers en zet in de avond de bloemetjes buiten. Een beetje vreemd is dat wel.
Die jongen moet eens een trap onder zijn kont krijgen, zei de schoenmaker, die dat hele gesprek toevallig gehoord had.
En zo kwam het dat uiteindelijk een heel aantal mensen in het dorp bij de burgemeester aankwam en zei: luister burgemeester, we moeten het eens hebben over Hans. Iedereen hier in het dorp is de hele dag vlijtig aan het werk, de bakker bakt brood, de slager verkoopt vlees, de schoenmaker maakt schoenen, de student studeert, enzovoort, en daarom is het hier zo een alleraardigst dorpje. Maar Hans doet niets! Dat kan toch niet zo langer?
Nee, dacht de burgemeester ook, dat kan zo niet langer.
De volgende dag kwam Hans om een uur of drie vanzelf bij de ambtswoning aanslenteren. Dag burgervader! Riep hij met een brede lach. Wat denkt u? Zit er nog thee in de pot? Hans, zei de burgemeester hierop burgervaderlijk, we moesten eens praten. Iedereen in het dorp is hard aan het werk om zijn eten en drinken te verdienen, en om ons dorp mooi en welvarend te maken, maar jij doet de hele dag niets! Hahaha, lachte Hans, dat klopt burgervader! Ik doe de hele dag helemaal niets, net als de bloempjes in de wei, die bloeien alleen maar, en de vogeltjes in de lucht, die fluiten alleen maar, haha. Maar luister Hans, zei de burgemeester hierop, wij zijn mensen, en mensen werken voor de kost. En we vieren in de avond feest omdat we zo hard gewerkt hebben. Wij vinden eigenlijk Hans, dat jij de kost ook maar eens moest gaan verdienen.
Nou, dat vond Hans, omdat hij zo een aardige jongen was, helemaal geen probleem. En zo kwamen ze overeen dat Hans de volgende ochtend al zou beginnen zijn buurman de smid te helpen. Met Hans zijn hulp kon de smid meer ijzer slaan en dit dan verkopen bij het dorp verderop, zo had de burgemeester bedacht.
En zo geregeld gebeurde het. De volgende ochtend klonk het vrolijke gehamer van de smid in canon door het dorp, en iedereen was tevreden. Die avond echter was Hans niet op het feest. Hans? Die ligt te slapen in de hooiberg, die is hartstikke moe van zijn eerste dag werken! Zei de smid. En men lachte, en klonk op Hans, de harde werker.
Maar de volgende dag was Hans ook niet op het feest. De dag daarna was hij er wel, maar slechts kort, slechts een uurtje. Ik doe maar één dansje hoor, vanavond, zei hij, want na zo een dag hard werken ben ik niet in voor de hele avond zwieren, haha.
En zo bleef het. De feestjes werden saaier. De mensen werden minder dronken omdat Hans ze niet meer bijschonk uit hun eigen flessen. Ze hadden ook minder zin in feest, omdat hun werkdag niet onderbroken was door een alleraardigst praatje. En de mensen uit de omliggende dorpen bleven wat vaker in de avond in de omliggende dorpen, omdat de feesten in het dorp van Hans nu niet meer dezelfden waren als vroeger. En de dansvloer? Die was leger, nu Hans niet meer lachend de ene dame na de andere erop trok. De slager op zijn beurt merkte dat zijn vrouw voor het slapen gaan minder giechelig en warm was, terwijl de bakker merkte dat zijn dochter de hele dag zuchtte en haar huiswerk verwaarloosde.
Maar het was de smid die als eerste de conclusie trok dat dit toch niet zo door moest gaan. Hij keek naar Hans met zijn twee linkerhanden, en naar die paar stukken die hij per dag wist te slaan… en hij miste de verhalen van Hans… want als ze nu in de pauze koffie dronken had Hans het alleen nog maar over zijn werk. Tsja, zó een Hans, daar had je toch maar niet veel aan, dacht de smid. Luister Hans, zei hij daarom, ik weet niet wat de anderen ervan denken, maar kom jij de volgende dag maar weer gewoon na twaalven, en in plaats van een hamer krijg je van mij weer gewoon een kop koffie. En Hans, die alles prima vond, vond dit natuurlijk ook allemaal best.
De volgende dag kreeg iedereen in het dorp tijdens zijn werkdag onverwacht een bezoekje van Hans, en zijn praatjes waren nog aardiger dan daarvoor. En toen het avond geworden was in het dorp, besefte iedereen dat Hans op deze manier eigenlijk veel leuker was. En tijdens het grote feest die avond, danste Hans. Hij danste de tango, de foxtrot, de quickstep, de chachacha, salsa, bachata, breakdance, streetdance, moonwalking, capoeira, flamenco… hij danste ze als nooit tevoren. En ook de herbergier begreep dat het goed was.
En zo kwam het dat als een reiziger nadien in het dorp van harde werkers nog aan iemand vroeg wie nu die Hans was, en wat hij deed, hij voortaan als antwoord kreeg: Dat? Dat is onze Hans, misschien wel de belangrijkste man van het dorp. Hans danst.
Interview met de Anne Frank Boom
De boom zou oud zijn. Al grotendeels dood. En het gevaar van omvallen te groot.
Kortom, de boom moest gekapt worden, maar… dit leidde tot Verzet van Vele Helden over de hele wereld: de amerikaanse pers, de duitse pers en de Nederlandse pers… de Anne Frankstichting, de bomenstichting en andere stichtingen… iedereen wist mee te praten over de boom, die meermalen als symbool van de vrijheid bestempeld werd.
Behalve de boom zelf. Die zweeg.
Echter niet langer dan tot nu. Uiteindelijk heeft de boom na lang aandringen toegestemd met een interview. En wie zou dat interview nu beter kunnen afnemen dan bomenvriendin voor het leven… Prinses Irene?
Postbanaal regelde voor u dat interview, en exclusief voor u hier op deze pagina de reportage:
PI: Mijn eerste vraag: hoe voelt u zich nu?
AFB: Ach vandaag voel ik mij naar omstandigheden goed. Het weer zit mee. De zon doet zijn werk. Alleen whoehoehaaaa nee niet weer!
PI: Wat is er?
AFB: Een of andere grondeekhoorn die zich tussen mijn wortels… whoehaaa! Nee! Genade!… Hij zit tussen mijn wortels en scharrelt af en toe wat heen en weer.
PI: Er zitten hier geen grondeekhoorns.
AFB: Whoehaaaa!… nu dan is het een muis… whahahaa!, wacht, hij wordt weer even rustig nu.
PI: Kunt u zich Anne nog herinneren?
AFB: Jazeker, ik kan mij haar goed herinneren. Als klein meisje speelde zij vaak rond mijn wortels, en een keer is zij in mij geklommen. Tsja, dat was een welhaast erotische ervaring. (ruist zachtjes)
PI: En later in het Achterhuis?
AFB: Toen Anne in het achterhuis zat kon zij mij beter zien dan ik haar. Ja, eigenlijk… voelde ik mij bespied.
PI: Hoe voelde dat?
AFB: Ach, het voelde… het voelde als… als verraad.
PI: U weet toch waarom Anne ondergedoken zat?
AFB: Luister mevrouw (…), ik word over het algemeen gezien als een symbool van de vrijheid en zo voel ik mij dan ook, ook als ik met u spreek. Het deed mij niet veel te horen dat zij dood was.
PI: Dat kunt u niet menen.
AFB: Oh ja dat meen ik, want wanneer een pubermeisje opgesloten wordt in een achterhuis dan doet dat mij wel zeker ernstig pijn en verdriet. De vrijheidsberoving van Anne heeft mij meer gedaan dan haar uiteindelijke deportatie. Haar vrijheid was ze toen al jaren kwijt. Zij was gedwongen tot verlangen naar mij van een afstand. Tot onpersoonlijheid. Haar persoonlijke gevoelens kon zij slechts vastleggen in bladzijden, geheel toevallig gewonnen uit mijn neef Jaap; daar heeft u uw scope te pakken mevrouw. Maar… het kwaad was al geschied toen zij onderdook. Wie zijn of haar vrijheid verliest, sterft.
…
PI: Over sterven gesproken, men zegt dat u erg ziek bent. Hoe is de dood voor u?
AFB: Wij bomen sterven net als mensen; ik zit nog vol leven maar voel dat ik langzaam verzwak. Onder de grond ben ik bijna net zo groot als daarboven, dat moet u niet vergeten, maar waar ik boven de grond nog vol en stevig lijk, heb ik onder de grond stukken van mij prijs moeten geven; ik voel mijn krachten wegvloeien terwijl ik mij nog met mijn nagels vasthoud aan de aardkorst totdat ik omval.
PI: In dat geval moet u de gevonden oplossing zeer kunnen waarderen!
…
PI: Hallo?
AFB: Sorry, even een klein takje… Mevrouw Irene; praat u mij er niet van! Ik vind het ronduit verschrikkelijk. Ik, het symbool van de vrijheid, vastgeklonken in een stalen kooi, zodat ik niet de vrijheid heb te sterven en om te vallen als de wind mij teveel wordt. Dat ik deze schande van betuttelend behoud, die in feite niets anders is dan tirannie, nog moet meemaken mevrouw Irene, dat is mij teveel. De enige vrijheid die ik verlang is de vrijheid om de weg te gaan die de natuur mij wijst, maar deze vrijheid is mij door uw soort niet gegund mevrouw Irene! Alles moet bij u worden gepland. Wat is uw vrijheid? Een berekend pad, een ritueel, stipt uitgevoerd op het ritme van de bliepjes van uw organisers, de digitale wekkers waarmee u ontwaakt, de veilige sleur waaraan u zich conformeert. Is dat vrijheid?
PI: …
AFB: … Dat is geen vrijheid. U heeft zich vastgeklonken in een plasticken harnas, en officieel zou u eruit mogen stappen… maar u zult niet weten hoe u zonder zult moeten overleven, u kunt zonder niet overleven. Dat is uw tragiek! Die van mij… en die van u is dat onze vrijheid slechts bestaat binnen het door de uwen als toelaatbaar aangewezene. Ik sta hier de laatste jaren van mijn leven, mevrouw, in protest, noteert u dat, om u eraan te herinneren hoe u de vrijheid van een vrije kastanje heeft vermoord.
(ruist zachtjes een tijdje en zegt dan: )
Het is klaar, ons gesprek is over mevrouw Irene. Ik verzoek u mij verder met rust te laten.
(Zwijgend en diep onder de indruk verlaat Irene de tuin achter het Anne Frankhuis.)
(c) 2008 Klokwerk – www.klokwerk-design.nl
Ter gelegenheid van de 5 mei viering van 2008
Edit: Op 22 augustus 2010 om 13:30 heeft de boom wraak genomen door met kooi en overige hulpmiddelen en al alsnog om te waaien. De stam van de dertig ton zware boom is een meter boven de grond afgebroken en op de grond terechtgekomen. Doordat de boom in de tuin viel, en niet naar het huis toe, maar in de tuin, is er verder geen schade aangericht en zijn er geen gewonden gevallen.