Klimaatsceptici zijn geen echte sceptici

Klimaatsceptici missen de scherpte, de diepgang en de zelfkritische blik van de echte scepticus.

Opwarming van de aarde? Door de mens? En dat zou op te lossen zijn door om te schakelen op duurzame energie?

Onzin, zeggen de zogenaamde ‘klimaatsceptici’, een grote groep mensen die zich verzet tegen minstens één van deze drie stellingen. Het gebruik van het woord ‘klimaatscepticus’ voor mensen die bovenstaande argumenten aanhangen stuit mij echter tegen de borst. Met scepticisme hebben ze niet zoveel te maken.

Verder lezen Klimaatsceptici zijn geen echte sceptici

Samenvatting van de filosofie van het Hellenisme

In deze serie hebben we de belangrijkste typisch Hellenistische filosofische scholen behandeld: de Cynici, het radicaal Hedonisme, het meer gematigde Epicurisme, de vroege Stoa en de Sceptici. Om het af te sluiten hierbij een samenvatting, waarmee we de hele filosofische discussie van het vroeg-Helleense tijdperk kunnen overzien. Daarbij zullen we ook de filosofieën van Plato en Aristoteles in het overzicht meenemen, want de door hen gestichte scholen zijn ook in de Hellenistische tijd van groot belang. Maar eerst wat meer over de Helleense beschaving.

De Helleense samenleving

In de periode voor het Hellenisme was de Griekse polis een belangrijke entiteit waaraan de Grieken hun identiteit ontleenden. De filosofieën van filosofen uit die tijd, zoals als Plato en Aristoteles, spiegelen zich aan deze polis: de stadstaat en zijn politiek staat in de filosofie centraal. In de Hellenistisch tijd werd de stadstaat echter overvleugeld door de nieuwe Hellenistische rijken, die weliswaar geregeerd werden door Griekse elites, maar veel grootschaliger waren. Daarbij verloren de stadstaten waar ooit de directe democratie gevestigd was ook deze eigen politieke vorm. De hoofdsteden van de Hellenistische rijken groeiden daarbij tot veel groter dan de Polis ooit geweest was, en daardoor vormden zij geen eenheden meer waar mensen hun identiteit aan ontleenden.

Met het wegvallen van de kleine gemeenschap als culturele kern werden de mensen meer naar binnen en naar zichzelf gekeerd. De cultuur ten tijde van de stadstaten werd in die tijd met een opvallende nostalgie verheerlijkt, maar ondertussen was er wel een nieuwe culturele bloei. In de kunst verschoof het accent van de mythologie naar de mensen, wat in de literatuur leidde tot de uitvinding van avonturenroman en de eerste kunstuitingen waarin de echte romantische liefde tussen man en vrouw bezongen wordt. Het gezin werd een belangrijker element in het maatschappelijk leven dan deze ooit geweest was. De beeldhouwkunst van de Helleense tijd kenmerkt zich door een grote liefde voor realisme en detail, en ook de architectuur nam een nog hogere vlucht dan deze in de Atheense tijd al had genomen. Tenslotte ontwikkelden in de Helleense periode wetenschappen als wiskunde, astronomie, natuurwetenschappen, geologie en geneeskunde zich sterk, en boekte de technologie een grote vooruitgang.

Dit was de wereld waarin de filosofen rondliepen die we tot nu toe bekeken hebben, en het is dan ook vooral een teken des tijds dat zij meer dan hun voorgangers bezig waren met de zoektocht naar het persoonlijk geluk, en zich minder bezig hielden met politiek en metafysica.

Verschillende vormen van geluk

EpicurusIn de tijd van het Hellenisme liepen er zoals we zagen veel filosofen rond die Cynici genoemd werden. Dit waren rondtrekkende filosofische kluizenaars die vooral provoceerden, met als doel de maatschappij en beschaving ter discussie te stellen, die volgens hen de mens afleidden van zijn natuurlijke staat van zijn. Zij lieten zich losjes inspireren door filosofische rebellen uit het verleden: zoals Heraclitus, die het leven als kluizenaar en ‘volgens de natuur’ promootte, Socrates, de eeuwige criticaster, en de Cynische filosofen Diogenes, de kruikbewoner, en Crates, de linzeneter. Het geluk ligt volgens de Cynici in het terugkeren naar het simpele animale bestaan.

De hedonistische filosofen komen zoals we zagen grofweg in twee soorten. De Cyreense school van Aristippos was de meest radicale hedonistische school. Voor de Cyreense school staat ‘plezier’ hoger dan ‘geluk’: het laatste is slechts een afgeleide van het eerste. Aristippos rechtvaardigde dit idee met een zeer sceptische houding tegenover kennis. Hij vertrouwt liever op het gevoel.

Een meer gematigd hedonist was Epicurus. De wereld is volgens hem een product van toevallige botsingen van atomen, en dat is volgens de Epicuristen een goede reden om niet verder te zoeken naar een zin van het leven. Ook Epicuristen vertrouwen op het gevoel. De rede leert ons echter gevoelens tegen elkaar af te wegen en berekenend op te treden. Om gelukkig te zijn is het volgens hen maar beter als we niet teveel ambities koesteren, en een gematigd en teruggetrokken bestaan leiden.

En dan de Stoïcijnen. Zij verschillen fundamenteel met Epicurus in hun overtuiging dat er juist géén toeval bestaat. Alles wat gebeurt, gebeurt volgens hen uit noodzaak. Alles hangt samen met alles. Zij stellen dat de natuurwetten redelijk zijn, en daarmee fundamenteel begrijpelijk. Volgens de vroege Stoïcijnen is de zoektocht naar kennis de weg naar het geluk. Zij trekken zich niet terug zoals Epicurus: zij willen de hele wereld begrijpen en haar zo leren te accepteren zoals zij is. Om de wereld te kennen zoeken zij hun heil bij de logica en de wetenschap.

De Sceptici tenslotte stellen dat ieder oordeel tot teleurstelling leidt, en dat oordelen afleidt van de werkelijke zoektocht naar het geluk.

De Helleense stromingen die we zojuist bespraken lieten zich inspireren door andere voorgangers dan Plato en Aristoteles, die zich vooral lieten inspireren door filosofen als Parmenides en Pythagoras, filosofen die zochten naar een onveranderlijke waarheid achter de verschijnselen. De Cynici, de Hedonisten, de Stoïcijnen en de Sceptici zijn filosofen die uitgaan van een veranderlijke wereld. In deze filosofieën wordt met name Heraclites veel aangehaald. Socrates wordt vaak als voorbeeld gezien, maar voor de Helleense filosofen vervult Socrates vooral zijn functie als grote twijfelaar. Zij zien hem niet in de rol van moralist die op zoek is naar Het Goede, de rol die hij in de filosofie van Plato speelt. Ondertussen bleven in de Hellenistische tijd ook de Platoonse Academie en het Lyceum van Aristoteles zeer invloedrijk.

Maar ook al gingen de filosofen van die scholen uit van het geloof in een achterliggende hogere vaste waarheid, het waren zelf geen statische
bewegingen.

De Platoonse Academie

Plato-1Vooral de Platoonse school heeft zeer sterke ontwikkelingen doorgemaakt. Plato stelde dat een mens het geluk kon bereiken door zich te wenden tot de wereld van de abstracte vormen, met behulp van rationele kennis. Wat alle Platonisten bindt is dat ze geloven in het absolute goede, dat door de ratio te kennen, of in ieder geval te benaderen valt. Wie de kennis van het goede heeft, is gelukkig.

Maar de Platoonse school bewoog zich in de tijd van het Hellenisme meer en meer in de richting van het scepticisme. We hadden al een voorbeeld van gezien met Carneades, in de vorige aflevering, die de geschriften van Plato opvatte als een oefening in dialectiek en pragmatische kennisverwerving.

In de tijd van de Romeinse keizers, vijfhonderd jaar later, ging het Platonisme weer de compleet tegenovergestelde richting op, en verwerd het tot een aparte filosofie: het Neoplatonisme. Hierin werd Plato zijn filosofie gemixt met inzichten uit de Stoa en de leer van Aristoteles, maar ook met invloeden uit mystieke stromingen, waaronder maar zeker niet alleen christelijke mystieke stromingen. Kennis van het hogere wordt in het Neoplatonisme verkregen door de religieuze ervaring, die volgt op een combinatie van rationele studie en meditatie. Overigens meenden de Neoplatonisten dat zij de juiste interpretatie van de filosofie van Plato gevonden hadden en noemden zij zich gewoon Platonisten.

In de Hellenistische tijd echter nam het Platonisme meer en meer een kritische rol in: zij bekritiseerden de Stoïcijnen met hun stelling dat de mens niet zou kunnen dwalen, en ontwikkelde zich zo richting scepticisme.

De peripatetische school

Aristoteles-1Ook de Aristoteliaanse school, ook wel de Peripatetische school genoemd, naar de Peripatos, de overdekte wandelgalerij waarin Aristoteles gewoon was wandelend les te geven, kende een ontwikkeling.

Aristoteles zelf stelde dat het geluk uiteindelijk lag in zelfverwerkelijking. Het doel van de mens was te groeien in de hogere mens-vorm. Volgens Aristoteles is iedere verschijning een streven naar een bepaald doel. Aristoteles’ leerling Theophrastus stelde echter vragen bij de neiging van Aristoteles om alles te beschouwen als doelgericht. De hele teleologische visie van het denken van Aristoteles, zoals het denken in dat alles naar een einddoel streeft genoemd wordt, raakt in zijn school naar verloop van tijd achterop.

De volgelingen van Aristoteles vonden in de leer van hun leermeester echter ook een duidelijk meer pragmatisch beeld van hoe een mens gelukkig dient te worden: in het zoeken naar het juiste evenwicht tussen tegengestelde emoties dat Aristoteles bepleitte. Zo zoekt de Peripatetische school in de Helleense tijd naar het wijze midden tussen bijvoorbeeld overmoed en lafheid, tussen dolheid en zwartgalligheid. Extreme emoties zijn verkeerd, in het midden ligt de wijsheid.

Naast dat de Aristotelische school zich in de Hellenistsiche tijd meer richtte op de deugdenleer dan op het concept van zelfverwerkelijking, hield zij zich vooral bezig met het beoefenen van de logica en de beschrijvende wetenschap.

Het Helleense filosofische debat

Zeno-1De Helleense filosofie is te begrijpen als een continu debat tussen al de genoemde stromingen. De meeste filosofen verklaarden zich tot volgeling van één stroming, en stelden zich behoorlijk onverzoenlijk tegenover andere stromingen op. Door de vertegenwoordigers van de verschillende scholen werden vervolgens heftige polemieken en debatten gevoerd. Deze debatten dienden om de theoretische verschillen tussen de scholen uit te diepen. Absurde stellingen als “kan een mens gelukkig zijn op de pijnbank” werden daarbij serieus behandeld. De Stoïcijnen en de Platonisten vonden van wel, de Epicuristen waren tegen, terwijl de Sceptici alle beweringen van al die anderen belachelijk maakten. Ondertussen hadden de volgelingen van Aristoteles en de Stoïcijnen vette meningsverschillen over wat logica was.

Je zal misschien vinden dat al deze stromingen toch ook veel overeenkomsten hebben. Maat houden, soberheid, evenwicht zoeken: dit zijn zaken die bij de meeste van deze filosofen sterk terugkomen. Op zich niet zo gek, want dit zijn waarden die in de Griekse cultuur sowieso als deugd beschouwd werden. En daarbij is het opvallend dat ook de zoektocht naar het geluk voor al deze filosofen de centrale vraag is. Ze mogen in hun meningen over hoe dat geluk te bereiken valt vaak sterk verschillen, hun onderwerp blijft hetzelfde. Ondanks de felle debatten zit er in de filosofie van het Hellenisme dan ook een sterke gemeenschappelijke lijn.

Het mag mensen daarom verwonderen dat die filosofische scholen zo onverzoenlijk tegenover elkaar stonden, en niet eerder zochten naar de grootste gemene deler en elkaar opvatten als aanvullingen. Voor wie zich daar zelfs aan ergert, is er goed nieuws. Terwijl de Epicursten met hun vrienden zaten te filosoferen in hun tuinen, de Stoïcijnen en de Sceptici erop los debatteerden met de volgelingen van Plato en Aristoteles, en hier en daar nog een irritante Cynicus opdook om iedereen belachelijk te maken, werden de Helleense rijken in toenemende mate bedreigd door een opkomende macht in het westen: die van de Romeinen. De Romeinen hadden een meer praktische benadering van de filosofie dan de Grieken. Zij zagen minder nut in theoretische debat dan in praktische toepassing van filosofie. Zij hadden dan ook minder moeite met het combineren van de inzichten van de verschillende scholen. Daaruit kwamen dan weer de latere filosofische scholen voort, zoals het Platonisch Scepticisme dat we de vorige aflevering al zagen, de Midden-Stoa die we de aflevering daarvoor al aangestipt hadden, de nog niet genoemde Eclectici, later de late Stoïcijnen, en tenslotte, nog veel later, het Neoplatonisme. Deze stromingen zijn alle te begrijpen als mengvormen van eerdere Helleense scholen. Het enige echt nieuwe element in deze filosofieën is een stukje mystiek, dat mettertijd over kwam waaien met verschillende religieuze stromingen uit het Oosten, wat pas naar voren komt in de late Stoa, en tot wasdom komt in het Neoplatonisme.

We kunnen dus rustig stellen dat in de Hellenistische tijd de grond werd gevormd voor de latere filosofie. Daarom is deze filosofie ook zo een belangrijk voor de filosofische geschiedenis, en daarom is het jammer dat in veel overzichten van de filosofie de cynici, de hedonisten, de stoïcijnen en vooral de sceptici meestal maar als voetnoot behandeld worden. Zeker omdat deze filosofen, die vaak een fundamentele scepsis combineerden met een mechanische vorm van denken die ook in onze tijd in zwang zijn, ook interessant zijn voor onze tijd. De vroeg-Hellenistische filosofie vormt een filosofische cultuur waarin fundamentele inzichten over de mens, maatschappij en de natuur tegenover elkaar worden geplaatst, en direct gerelateerd worden aan de vraag wat het best is voor ons welzijn. Daarom zijn deze filosofen de moeite van het bestuderen waard.

De filosofie van de Sceptici

Het vroege Hellenisme – de tijd na Alexander de Grote en voor de overheersing van de Romeinen. Verschillende rijken die allen bestuurd worden door Griekse elites beheersten het hele Midden-Oosten, Egypte, Griekenland en Zuid-Italië. We behandelen hier de filosofische stromingen uit die tijd, en bekijken we hoe de filosofen zich tot elkaar verhielden. In deze aflevering: de Sceptici.

Fundamentele onzekerheid

Wat is waar? De opvattingen hierover komen bij de filosofen die we gezien hebben vaak eerder voort uit overtuigingen dan uit kennis. We zagen het de vorige afleveringen al. Wordt de wereld beheerst door de natuurwetten van de Stoïcijnen, of door het fundamentele toeval van Epicurus? We kunnen daarvoor bewijs verzamelen, maar een uiteindelijk fundamenteel antwoord op die vraag valt niet te geven: we weten het gewoon nog steeds niet. Is er een onveranderlijke waarheid zoals Plato en Aristoteles aannamen, of bestaat er alleen maar een eeuwig stromende wereld waar de Stoïcijnen vanuit gingen? Ook hier zullen we waarschijnlijk nooit enige zekerheid over kunnen verkrijgen.

Die fundamentele onzekerheid is het fundament van de sceptische filosofie. Een sceptisch persoon is in de moderne taal iemand die kritisch is naar alles wat voor waar aangenomen wordt. En deze omschrijving past prachtig bij de Helleense Sceptici. De Sceptici twijfelden namelijk aan alle voorgaande overtuigingen, en meer.

Argumenten voor sceptici

Sommige filosofen vertrouwden vooral het gevoel, zoals de hedonisten. Anderen vertrouwden vooral op de waarneming. Maar het gevoel en de waarneming zijn beide makkelijk te misleiden. Het verstand dan? Het verstand is al helemaal geen goed middel om de waarheid te achterhalen. Kijk maar naar al die filosofen die we tot nu toe zagen! Verstand hadden ze, maar ze waren het misschien nog wel vaker met elkaar oneens dan mensen zonder verstand.

Pyrrho, sceptisch filosoof

Pyrrho, sceptisch filosoof

Volgens de Sceptici is er geen enkele methode om erachter te komen of een mening juist is of niet. De ware wijsheid ligt volgens de Sceptici in het besef dat er geen enkele zekerheid is. Zij hielden zich dan ook bezig met het omverwerpen van de zekerheden die andere filosofen meenden te hebben gevonden. En dit namen de sceptici uiterst serieus. Ze stelden een lijst argumentaties op om aan te tonen dat het denken, het gevoel en het verstand feilbaar zijn, en dat echte kennis daarom fundamenteel onmogelijk is – de zogenaamde sceptische ‘tropen’. Dit waren kort samengevat argumentaties als:

Het is het niet gezegd dat dezelfde verschijnselen bij iedereen ook dezelfde voorstellingen oproepen. Wat ik ervaar als blauw, kan door een ander zo ervaren worden dat ik het groen zou noemen. Dat wij beide hebben afgesproken om blauw ‘blauw’ te noemen, zegt niets over de aard van dat blauw.

En daarbij ervaren wij ook zelf op verschillende momenten hetzelfde op een andere manier: blauw in het donker ziet er anders uit dan blauw in het licht. Wij hebben ook niet dezelfde behoeften: wat voor de een goed is, is voor de ander slecht.

En daarbij hebben wij zelf ook veranderende behoeften: onze stemming en lichamelijke gesteldheid hebben een enorme invloed op hoe wij dingen ervaren. Wat goed of slecht is, is daarom absoluut niet te zeggen. Onze waarneming wordt bovendien ook diep beïnvloed door de culturele maatstaven waarmee wij opgroeien, en dat terwijl tussen culturen die maatstaven nogal kunnen verschillen. Die maatstaven zeggen dus niets, en dus is ook onze waarneming onbetrouwbaar.

Ook kwantiteit is vaak nietszeggend. Na één glas wijn worden we vrolijk en voelen we ons krachtig, na twintig glazen zijn we emotioneel en kunnen we niet meer lopen. Dat zijn twee totaal tegengestelde effecten. Als er veel is van iets met een bepaalde eigenschap, betekent dat dus absoluut niet dat er meer van die eigenschap aanwezig is. Ook worden onze ervaringen beïnvloed door wat we normaal en abnormaal vinden. Iets onverwachts maakt een veel grotere indruk dan iets dat dagelijks plaatsvindt. Wat ons opvalt heeft dus meer met onze instelling te maken dan met de waarheid.

En zo weten we eigenlijk ook nooit zeker of we zelf wel goed bij verstand zijn. Een gek weet meestal van zichzelf niet dat hij gek is, en dat is juist wat hem tot een gek maakt. Een gek neemt zijn eigen waanbeelden voor waar aan. Wie zegt ons dat we zelf geen gekken zijn? Wie bepaalt dat trouwens, wat gek is?

Baas boven baas qua twijfel

Protagoras, Sofist

Protagoras, Sofist

Twijfelaars waren we al eerder tegengekomen in de geschiedenis van de filosofie. In het oude democratische Athene zagen we al filosofen die een fundamentele scepsis aan de dag legden: de Sofisten, die helaas buiten deze serie vallen. De Sceptici lijken op de Sofisten met hun stelling dat er geen objectieve waarheid zou zijn. Maar een sofist als Gorgias komt nog met een stelling als “er is niets”, en de sofist Protagoras werd bekend met zijn uitspraak dat de mens de maat zou zijn van alle dingen, waarmee hij bedoelt dat de waarheid tussen de mensen in zou liggen. De Sofisten zochten hun zekerheid daarom in taalonderzoek. Maar volgens de Sceptici zijn ook daar geen zekerheden te vinden. Kennis bestaat niet, er zijn slechts meningen.

Een andere belangrijke school die fundamentele scepsis gebruikte was de Cyreense school van Aristippos, zie aflevering twee van deze serie. Hun scepsis is de onderbouwing van hun hedonisme. De Cyreense Hedonisten vertrouwden slechts de onmiddellijke persoonlijke ervaring: gevoelens van pijn en genot. Maar volgens de Sceptici geeft ook de onmiddellijke ervaring geen enkele zekerheid. Goed of slecht, rechtvaardig of onrechtvaardig, waar of onwaar, plezierig of onplezierig, dat zijn allemaal maar zaken waar uiteindelijk niets zinnigs over te zeggen is. Het zijn slechts meningen, en die zijn even arbitrair als veranderlijk.

Socrates’ zoektocht naar ‘het goede’ vonden de sceptici maar idioot. Want wat zegt ons dat ‘het goede’ bestaat? En veronderstellingen over de ware aard van de natuur zoals de Cynici en de Stoïcijnen hadden vonden de Sceptici ook maar belachelijk. De theoretische bouwwerken van Aristoteles en Plato met hun Vormen deden de Sceptici natuurlijk helemaal schuddebuiken van het lachen. Atomen zoals die in de theorie van Democritus en Epicurus terugkwamen? Hou toch op!

Niets vaststellen

Het is duidelijk dat de Sceptici eropuit waren om ieder houvast te vernietigen. Of een overtuiging nu berustte op traditie en geloof, op waarneming of op het verstand, het is volgens hen allemaal even onbetrouwbaar. Van iedere stelling is het tegengestelde net zo goed te verdedigen, stelde Pyrrho, één van de eerste sceptische filosofen, die normaliter gezien wordt als de stichter van de school. Pyrrho leefde ten tijde van Epicurus en Zeno de Stoïcijn. Mooi en lelijk, onrechtvaardig en rechtvaardig, dat zijn dingen die volgens hem niet echt bestaan. Sterker nog, uiteindelijk bestaat niets echt werkelijk: mensen doen alles slechts op basis van afspraak en gewoonte. Meer basis is er volgens Pyrrho niet. Het één is nooit meer waar dan het ander.

De Pyrronisten kwamen zo natuurlijk nooit tot eigen stellingen. Zaten ze niet mee. Ze bleven maar bezig met alle stellingen te weerleggen waar andere filosofen mee kwamen. Zelf wilden ze absoluut niet op stellingen vastgepind worden. Toen ze werd toegevoegd dat ook zij wel degelijk een dogma zouden hebben, namelijk dat zij niets vast zouden stellen, begonnen ze ook die stelling te ontkrachten. Het is niet zo dat wij niets vaststellen, zeiden ze, het is eerder zo dat we bij iedere stelling onze tegenargumenten naar voren brengen, gewoon omdat wij ons niet onverwijld bij enige stelling aan willen sluiten.

Niet oordelen

Misschien heb je bij het lezen van het voorgaande lopen rollen met je ogen, en je afgevraagd wat we hier nu toch mee moeten. Wat is het nut van dergelijk filosofisch anarchisme? Troost je: Je bent de enige niet die zich tegen dit scepticisme verzet. In de meeste samenvattingen van de filosofie is het scepticisme een school die slechts kort behandeld wordt. Kennelijk kunnen we er niet veel mee. Van Pyrrho werd dan ook spottend gezegd dat hij zijn onzekerheidsprincipe zo letterlijk zou nemen, dat hij door zijn leerlingen begeleid over straat moest. Hij zou zelf namelijk voor niets of niemand opzij zijn gegaan, er niet van overtuigd dat het object dat zijn weg versperde wel degelijk bestond.

Prima om een beetje te lachen om filosofen, maar een filosofisch argument is dit feitelijk niet. Dat een filosofie onpraktisch zou zijn, is nog geen argument voor dat haar stellingen onwaar zijn. En daarbij doen we de Sceptici ook gruwelijk tekort, want de Sceptici hadden wel degelijk een praktisch doel met hun scepsis. Zij waren juist zo begaan met het onderuit schoffelen van iedere veronderstelling van kennis, omdat zij meenden dat het veronderstellen van kennis de grootste bron was van ongeluk. Alle onvrede komt volgens hen voort uit de neiging om steeds dingen vast te willen stellen, steeds maar te willen oordelen. Daar komen alle misverstanden vandaan, en ook alle domheid. Verlangen, ambitie, genotzucht, al die zaken die de omgang van ons mensen onderling vaak in de weg zitten: zij zijn het gevolg van dat mensen vasthouden aan hun oordelen.

Een wijs mens beseft dat hij door al dat oordelen niet gelukkig kan worden. De weg naar het geluk is volgens Pyrrho en zijn volgelingen het opschorten van ieder oordeel. Pyrrho zelf trainde zich daarom om nooit enige ontregeling te tonen. Makkelijk is dit niet. Toen Pyrrho eens bij het zien van een aanstormende hond een schrikreactie gaf zei hij: het is moeilijk om de menselijke eigenschappen af te leren. Scepticisme is een streven.

Met hun oefening in het niet-oordelen sluiten de Sceptici in ieder geval geestelijk aan bij het boeddhisme, dat in de Helleense wereld langzaam aan bekendheid kreeg. We zagen Boeddha al terugkomen bij Hegesias met zijn onthechting van het leven. Met het opschorten van al het oordelen zitten de Sceptici wellicht nog dichterbij de centrale leer van het boeddhisme dan Hegesias.

Latere invloed

Carneades, Academisch Scepticus

Carneades, Academisch Scepticus

De sceptische school is daarbij belangrijk, omdat ze niet zonder invloed zou blijven. Het Scepticisme zou gedurende de gehele oudheid nog als filosofische stroming bestaan en zijn invloed hebben. In de late Helleense tijd werd met name de Platoonse academie diep beïnvloed door de Sceptische school, zodat er zelfs wordt gesproken over Platoons Scepticisme. Platoonse sceptici als bijvoorbeeld Carneades hadden dezelfde sceptische inslag als hun voorgangers, maar kenden een ander doel. Hun doel was uiteindelijk dwalingen te voorkomen. Zij stelden daarom dat ieder oordeel slechts een voorlopig oordeel kon zijn. Een oordeel op basis van waarschijnlijkheid, niet op basis van kennis. Feitelijk vonden ze hiermee het pragmatisme avant-la-lettre uit.

Zij waren dus niet zo vies van het oordelen als hun voorgangers, en daarbij kenden ze ook een centraal dogma: namelijk dat werkelijke kennis niet mogelijk was, maar slechts benaderbaar. De echte Pyrronist vond dit zoals we zagen al een veel te boude stelling. Dit is al een oordeel, en daar mag je je dus niet op vastpinnen, want ook dan zal je er alleen maar onnodig ongelukkig van worden. Zonder oordelen leven, levend op gewoonte, dat is volgens de Pyrronisten de beste manier om onaangeroerd te blijven en zodoende gelukkig te worden. Maar de Academische Sceptici, zoals de Platoonse Sceptici ook wel genoemd werden, vonden met hun pragmatisme wel een principe uit dat veel later in de moderne wetenschap een zeer belangrijk uitgangspunt zou worden: het principe van falsificatie. Een stelling is nooit bewezen waar, meende Carneades, maar slechts waarschijnlijk, totdat het tegendeel bewezen is. Dat is ook zoals de moderne wetenschap functioneert. Wetenschap bedrijven is niet het bevestigen van wetenschappelijke stellingen, maar het toetsen van wetenschappelijke stellingen op hun houdbaarheid. Hoezeer bij het brede publiek soms gedacht wordt dat de wetenschap met nieuwe dogma’s komt, zoals de Evolutie en de Big Bang, wordt denken over deze theorieën pas wetenschappelijk als zij juist niet als waarheden, maar als voorlopige modellen worden opgevat.

Met de sceptici hebben we nu de rondgang langs de stromingen van het Hellenisme gehad. In de volgende en laatste aflevering maken we een samenvatting, waarbij we ook weer de Platoonse en Aristotelische scholen betrekken, om te kunnen terugzien op het volledige filosofische landschap van die tijd.