Ilja Pfeijffer, Alkibiades

Toen ik aan Jona Lendering, u kent hem wel, vroeg wanneer ik zijn recensie van het net uitgekomen boek Alkibiades kon verwachten, kreeg ik een teleurstellend antwoord: hij was niet van plan het op korte termijn te lezen.

Nu is Jona’s afkeer van gehypete boeken de vaste lezers van dit blog vast niet onbekend, net als zijn chronisch gebrek aan tijd, maar dit leek mij voor onze Mainzer Beobachter een misser. Het betreft hier toch precies een boek dat gaat over waar onze Beobachter nu eenmaal een – zo niet de – autoriteit is: de Oudheid.

Maar goed, Jona had geen tijd. Ik werd echter uitgenodigd om zelf een recensie te schrijven. U moet het dus met mij doen. Dat spijt mij voor u, want het is voor mij onmogelijk om u te geven wat u van een recensie op dit blog zou verwachten: een analyse van de eventuele missers in het boek en de historische waarde van het verhaal.

Verder lezen Ilja Pfeijffer, Alkibiades

Wijnberg is de weg kwijt

Rob Wijnberg gebruikt filosofisch relativisme om het innemen van een positie in het vluchtelingendebat te vermijden. Dan heeft hij toch het relativisme niet goed begrepen. 

Iedereen heeft wel eens mindere momenten. Rob Wijnberg, die ik over het algemeen erg sterk vond in zijn opinies, lijkt echter de laatste tijd wat verder de weg kwijt. Vol verbazing las ik zijn laatste stuk bij de Correspondent, waarin hij dat ook feitelijk zelf toegeeft. Hij gebruikt hier filosofisch relativisme om geen positie in te nemen in het vluchtelingendebat. Hoe je het ziet, dat is immers een kwestie van perspectief, meent Rob. En dus stelt hij:

“Solidariteit, is dat: je land openstellen voor hen ver weg, of je land behouden voor hen die het hebben opgebouwd?

Compassie, is dat: opkomen voor het lot van de vreemdeling in een oorlog, of voor die van je buurman die naast het azc woont?”

Bij zulke regels uit de pen van een filosoof valt mijn mond open van verbazing. Goed, je kan natuurlijk een eigen-volk-eerst-gedachte verdedigen, met pragmatische argumenten. Maar noem het dan geen solidariteit en compassie, want dat is het niet.

Nog even los van de vraag of solidariteit en compassie goed of slecht zijn, het zijn nu eenmaal begrippen die van zichzelf geen ruimte laten voor keuzes. Je kan stellen dat het opnemen van vluchtelingen te duur is en de welvaartsstaat in gevaar brengt. Als je kijkt naar de aantallen vluchtelingen waar dat over gaat is dat overigens volkomen onterecht, maar theoretisch is het natuurlijk helemaal waar dat wie oneindig solidair is en oneindig veel compassie heeft, dit niet lang vol zal houden. Want de wereld op zijn schouders dragen, dat kan alleen Atlas. Maar als je grenzen en voorwaarden stelt aan je solidariteit en compassie, is dat van zichzelf natuurlijk geen solidariteit en compassie.

Opvallend ook dat hier het relativisme wordt gebruikt om een politieke discussie uit de weg te gaan. Het doet me denken aan hoe het cultuurrelativisme normaal gehekeld wordt door het rechterkamp: als alle culturen gelijk zijn, dan kan je nooit kritiek hebben op een andere cultuur.

Ik heb dat altijd onzin gevonden. De filosofische relativist die denkt dat zijn relativisme het oordelen in de weg staat, moet dringend terugkeren tot de koning van het relativisme, de filosoof met de hamer, Friedrich Nietzsche. Een pure relativist, maar één met passie. Wie geen oordeel durfde te geven, was volgens hem een lijk, die verloochent zichzelf. En met Nietzsche waren bijvoorbeeld ook de filosofen Jean Paul Sartre en Foucault diepe relativisten. Je kan je ook deze mannen onmogelijk verwijten onpartijdige twijfelaars zonder oordeel te zijn. Deze filosofen vonden in hun relativisme juist de basis voor hun activisme. Twijfel is altijd goed, maar dat neemt niet weg dat we al twijfelend wel keuzes kunnen maken. En laten we dat als filosofen vooral blijven doen. Anders is onze twijfel voor niets.

Dit blog verscheen eerder op Sargasso.nl

Moraal zonder religie IV – God is dood

ANALYSE – In deze zevendelige serie op zondagochtend probeert Klokwerk erachter te komen of er een moraal mogelijk is zonder religie. In het vorige deel werd hopelijk duidelijk dat de wetenschap ons in deze zoektocht helaas niet kan helpen, terwijl de moderne westerse verlichtingsfilosofen ook grote moeilijkheden blijken te hebben met het formuleren van een moraalleer. In dit deel verleggen we de aandacht naar de filosoof Nietzsche, die beroemd is geworden met zijn verklaring dat God dood zou zijn.

De meeste mensen kennen Nietzsche als de filosoof die God dood verklaarde. Sommigen kennen ook zijn uitspraak dat de wereld de wil tot macht is. Maar wie hem ziet als een atheïst wiens filosofie makkelijk te gebruiken is door onderdrukkers begrijpt hem verkeerd.

Met de uitspraak ‘God is dood’ wil Nietzsche ons niet alleen leren dat er geen God bestaat zoals in het Christendom. In het Christelijke westen heeft de Godsdienst altijd gefunctioneerd als ijkpunt voor een absolute objectieve waarheid. Met de uitspraak dat God dood is, stelt Nietzsche dat we in de toekomst moeten leren leven met het besef dat er geen absolute objectieve waarheid kan bestaan.

Wat is waarheid?

Ooit liepen we als beesten over deze aarde, niet of slechts minimaal communicerend. Toen moet het begrip “waarheid” nog onbekend zijn geweest, juist omdat wij nog niet zoiets als een onwaarheid kenden.

Toen mensen begonnen te communiceren moeten ze elkaar vaak vol ver­wondering hebben aangekeken, omdat ze erachter kwamen dat hun waarheden niet altijd met elkaar bleken te rijmen. Op dat moment zijn natuurlijk woorden als “leugen” en “onwaarheid” ontstaan. En wanneer wij geconfronteerd worden met verschillende beelden van de werkelijkheid is het natuurlijk gemakkelijk ook een waarheid aan te nemen.

Maar wat is die waarheid? De westerse filosofie is daar sinds Plato, dus al 2400 jaar, naar op zoek. Maar waarom zou er eigenlijk zo een waarheid bestaan? Dat is helemaal niet zeker. En als er al een onafhankelijke en objectieve waarheid zou zijn, dan nog kunnen we die enkel via onze ervaring kennen. Tussen ons en de waarheid zit dus altijd en eeuwig onze eigen ervaring als mogelijke bedrieger. Het kan dus allemaal niet echt waar zijn wat we weten.

Nietzsche’s wereld

Nietzsche ziet de echte achterliggende werkelijkheid als een volslagen zinloos en redeloos gebeuren. Er bestaat in werkelijkheid geen orde, geen regelmaat, geen structuur.

De werkelijkheid is daarmee per definitie onbegrijpelijk, en gevaarlijk bovendien. Er zijn daarom dus ook geen zekerheden mogelijk, en is er ook geen absolute waarheid.

Toch willen we overleven. En dat kunnen we slechts door de werkelijkheid te interpreteren. Dat doen we met de rede. Maar omdat de werkelijkheid fundamenteel onredelijk is, doen we haar daarmee al geweld aan. Alle kennis is dus niet alleen subjectief in de zin dat het afhangt van onze beperkte blik, maar ook in de zin dat het gevormd is door ons eigenbelang.

Nietzsche en sociaal Darwinisme

Het relativisme in de filosofie was al voor Nietzsche heruitgevonden. Maar Nietzsche is dé filosoof die hier de uiterste consequenties aan wilde verbinden, en dan niet alleen op het gebied van de kennisleer, maar vooral de consequenties daarvan voor de moraal.

De evolutieleer, die in Nietzsche zijn tijd gloednieuw was, heeft een diepe invloed op zijn gedachten gehad. Hij gebruikte hem voor het beschrijven van de ontstaansgeschiedenis van de moraal. Nietzsche verklaarde de moraal als gedefinieerd door de heersende groep in de samenleving. Het sterkste bepaalt dus wat goed is. Sterker nog, het bepaalt zelfs wat waar is.

Nietszsche is met deze visie een berucht filosoof, en werd en wordt daarmee door veel mensen geïnterpreteerd als een legitimatie voor sociaal Darwinisme en zelfs fascisme. Onterecht. Wie Nietzsche echt leert kennen begrijpt dat zijn moraal absoluut geen verheerlijking is van onderdrukking. Nietzsche zijn filosofie is een zoektocht naar de betekenis van moraal, en de mogelijkheden daarvan na het verdwijnen van elke zekerheid. Hoe kan een mens leren omgaan met de vrijheid die het wegvallen van elke zekerheid geeft?

Het grootste misverstand omtrent Nietzsche treedt op waar mensen zijn moraalgeschiedenis gaan opvatten als een moraalleer. Met name wanneer zij zichzelf dan ook nog eens de rol van “de sterkste” toekennen, zoals de nazi’s dat deden. Deze interpretatie gaat volledig voorbij aan de fundamentele twijfel waar het Nietzsche juist om te doen is. Nietzsche twijfelt aan alles, en zeker aan zichzelf. Niet alleen ziet hij de wereld als een strijdtoneel van continu veranderende krachten, ook het individu is geen eenheid maar een strijdtoneel. Dramatisch als hij is heeft hij dan ook één advies dat vaak in zijn werk doorklinkt: ga aan jezelf ten gronde.

Sociaal Darwinisme

Maar los van Nietzsche, is het sociaal Darwinisme niet geschikt als basis voor een moraal? Het antwoord is nee. Het Darwinisme is zeer nuttig voor de beschrijving van de geschiedenis van de moraal, maar voor de ontwerp van een moraal is het ongeschikt. Wat uiteindelijk zal overwinnen valt namelijk niet altijd te voorspellen. Dit hangt soms af van fysieke factoren, soms van intellectuele kracht, maar net zo vaak van geluk of pech. Darwinisten zeggen dat het afhangt van aanpassing. Maar wanneer is iets aangepast? Er is geen maatstaf te geven.

Daarom kan het Darwinisme altijd pas achteraf zeggen wat nu de moraal van het verhaal was. Het idee van een moraal is echter juist dat het een maatstaf is om van te voren te kunnen bepalen wat goed en slecht is. Omdat de evolutietheorie alleen verklaringen achteraf geeft, kunnen we er dus geen moraal mee ontwerpen.

Een religieus mens

Terug naar Nietzsche. Het zal velen verbazen, maar uitgerekend Nietzsche, die zichzelf spottend de antichrist noemde, noemt zichzelf in zijn geschriften een religieus mens.

Hij bedoelde dat echter niet in christelijke zin. Het aanbidden van een God noemt hij het zich afkeren van de wereld, verraad aan het leven.

Het religieuze gevoel van Nietzsche zit hem hierin dat hij religie zag als de zoektocht naar zichzelf en zijn eigen positie in de wereld. En voor Nietzsche was daarbij één ding heilig, en dat was het bestaan zelf. Tegen dat hele gebeuren kan men maar één ding zeggen. “Ja.” Het alternatief is niet-existeren.

In het volgende deel van ‘Moraal zonder religie’ beargumenteert Klokwerk dat er juist meer moreel houvast te vinden is in een wereld zonder absolute waarheid dan in een wereld met.