Politiek Kwartier – Afbraak of opbouw

COLUMN – Met het probleem van arbeidsmigratie binnen de EU kunnen we eigenlijk maar op twee manieren omgaan: opbouw of afbraak. Het kabinet kiest voor afbraak.

Twee weken geleden zagen we hoe enkele VVD-ers politici die iets aan de EU willen veranderen wegzetten als gevaarlijke gek. Het duurde even voordat de tik terug kwam, maar die kwam.

Martin Schulz: ‘Ik weet dat Frits Bolkestein weer van zich laat horen, maar ik reis aardig wat rond in Europa en in veel landen kennen ze hem alleen nog van zijn richtlijn: de Bolkesteinrichtlijn. De volledige deregulering van de dienstensector in Europa. Niets heeft de mensen meer tegen de EU gemobiliseerd dan die richtlijn.’

De Bolkesteinrichtlijn? Het gaat om de richtlijn die lidstaten verplicht hun dienstenmarkt open te zetten voor aanbieders uit andere lidstaten. Met andere woorden, een Poolse vrachtrijder of aannemer kan hier aan het werk tegen de arbeidsvoorwaarden van Polen.

Gevolgen: grote instroom van goedkope arbeid in landen met hogere lonen (lees: Nederland). In deze landen loopt vervolgens de werkloosheid op en komen de lonen en het hele sociale stelsel onder druk te staan. De droom van iedere vrije marktfundamentalist, maar de grote angst van de werknemer.

Deze week debatteerde de Kamer over de aankomende openstelling van Nederland voor Bulgaren en Roemenen. De PVV en de SP pleitten er voor de grenzen eenzijdig dicht te gooien. Maar dat is getuigenispolitiek. De draak van Bolkestein is in 2006 al afgehamerd. Afschaffen die richtlijn? Dat duurt minstens een decennium.

Asscher wil binnenlands de wetgeving zoveel mogelijk aanscherpen om de ergste uitbuiting te voorkomen. Hij voelt daarbij wel wat voor de discussie over arbeidsmigratie, maar houdt toch vast aan het principe van open grenzen. Dat kent immers ook voordelen.

Marktdenkers zullen hier sussende woorden spreken. Arbeidsmigratie, dat is slechts een tijdelijk verschijnsel, zullen ze zeggen. Naar verloop van tijd ontstaat er een welvaartsevenwicht, en normaliseren de betrekkingen weer.

Dat klopt. Maar de vraag is hoe dat gebeurt. Het kan op twee manieren.

De eerste manier is die waarin ons eigen land zijn sociale wetgeving stap voor stap afbreekt. Lees: lagere lonen, minder bescherming voor werknemers en een kleiner vangnet. We zijn al hard bezig. Naar verloop van tijd kunnen we weer op gelijk niveau concurreren met Oost-Europese werknemers en vindt er geen arbeidsmigratie meer plaats. Hiep hiep hoera.

De tweede manier is dat het arbeidsrecht op Europees niveau wordt aangepast. Via de EU worden lidstaten gedwongen om niet alleen de rechten van werknemers zeker te stellen en te waarborgen, maar ook een geïndexeerd Europees minimumloon in te stellen en zelfs een deugdelijk vangnet in te richten. Europa wordt sociaal.

Deze laatste route wordt door het zittende kabinet helaas afgeschoten. Impliciet kiest onze regering dus voor de eerste route.

Ondertussen zitten we in een overgangsfase en is het politiek opportuun om de kiezer te lijmen met inhoudsloos euro-scepticisme. Zelfbenoemde eurosceptici als Mark Verheijen proberen dan ook handig mee te liften op het anti-EU sentiment. Maar de andere dag noemt Mark de EU zoals deze nu is helemaal pico bello. Een socialer Europa? Dat nooit!

Het echte gevaar van de EU zit bij dit soort doorgeslagen marktliberalen, die de EU gisteren overleverden aan ‘de vrije markt’ en vandaag door te jijbakken het repareren van de puinzooi die ze zelf hebben aangericht proberen te verhinderen.