Vandaag was de opdracht: mij kleden voor achtereenvolgens een aantal informele gesprekken, werken op een lijnafdeling (in Tilburg), en aansluitend een avond salsa. Na het douchen leek ik met een kwartier nog ruim genoeg tijd over te hebben om mij te wijden aan de kledingkeuze, waar ik stom genoeg tot dat moment nog niet over nagedacht had.
De metrosexueel is geen hit meer. Of beter gezegd, hij is gemeengoed geworden. Uit onderzoek blijkt dat Nederlandse mannen inmiddels langer voor de spiegel staan dan Nederlandse vrouwen: gemiddeld een kwartier per dag. Mij lijkt dat een goede ontwikkeling. Mijns inziens is het de plicht van ieder mens naar anderen er zo representatief mogelijk uit te zien.
Omdat ik nog geen idee had hoe ik mij zou kleden begon ik met een oranje boxer. Mijn ervaring is dat deze vaak goed te combineren is en immer zorgt voor een uitdagend contrast met de bottom line van de rest van mijn garderobe. Na enig aarzelen koos ik daarbij voor een roze shirt dat ik als hemd aantrok. Soms werkt het aardig om enige kleuren te combineren waarin rood de gemeenschappelijke basiskleur is. Hoe dan ook had ik nog steeds geen idee hoe ik verder zou gaan.
Feitelijk is 15 minuten echter nog vreselijk kort, aangezien ik aanneem dat niet alleen het toilet, maar ook de kledingkeuze in deze 15 minuten plaats vindt, alsmede het aankleedproces.
Wellicht had ik het deze ochtend moeilijk omdat ik nog niet had bepaald hoe mijn stemming was. Zowel bij het kiezen als het volgen van een stemming hoort een zekere besluitvaardigheid.
Sommige mensen zeggen dat we ons moeten kleden naar onze stemming, anderen dat de kleren die we dragen onze stemming bepalen, en dat we bij de kledingkeuze voor de dag eigenlijk ook onze stemming kiezen. Ik denk dat het ingewikkeld genoeg allebei waar is.
Hoe dan ook, ik was met de kleding nog geen twee minuten gaande en er moesten lastige beslissingen genomen worden. Om de een of andere reden leek gezien de weg die ik was ingeslagen een zwarte pantalon voor de hand te liggen… maar dat beoordeelde ik als te formeel voor de salsa, en ik weiger mij om te kleden gedurende de dag. De dag was daarbij te donker en het seizoen niet het juiste voor een witte pantalon.
Daarnaast getwijfeld over de rode spijkerbroek. Het was het allemaal niet.
Ik koos voor een verschoten blauwe spijkerbroek. Wij leven in een tijd dat er op de mannenbroek wat mag gebeuren, maar omdat de man nu eenmaal doodsbang is om voor mietje versleten te worden moet dat natuurlijk ruig: dus in de vorm van nauwgezet aangebrachte scheuren, zogenaamd onhandig genaaide zakken en zorgvuldig aangebrachte slijtageplekken. De vorige dag had ik mij zeer formeel gekleed en ik vond het tijd om hier eens mee te breken.
Waar kleren al de stemming van de drager beinvloeden, beinvloeden zij wellicht niet in onbelangrijke mate ook de stemming van degene die er tegenaan moeten kijken. Iemand met een stropdas wordt anders behandeld dan iemand met een versleten spijkerbroek, en het zit hem in het behandelen zelf ook hoe iemand zijn eigen positie ervaart… en die positie beïnvloedt weer het gevoel over en dus van zichzelf.
Dit bedacht ik mij toen ik boven mijn spijkerbroek een zwart overhemd met krijtstreep aantrok om vervolgens het resultaat in de spiegel te bekijken. Dit was geen compositie. Het geheel viel uit elkaar. Het beviel mij niet. En ik had nog maar tien minuten de tijd!
Ik besloot niet meteen in paniek te raken en eerst eens rustig na te gaan denken over de sokken. Die stap moest immers ooit toch genomen worden. Zwarte sokken leken me in dit geval een veilige keuze. Ik heb iets fantastisch; sokken waarop de dag waarop men ze aan kan trekken bescheiden op de rand staat geprint: Monday, Tuesday, enzovoorts. Naast humorvol is het voordeel hiervan dat je zwarte sokken gelijkmatig slijten en men niet komt te zitten met sokken die onevenredig ten opzichte van elkaar gekrompen zijn. Helaas waren de Thursday sokken dermate versleten dat ik ze de vorige week had weggegooid. Peinzend over waarom juist de sokken van donderdag (dus: waarom droeg ik kennelijk op donderdag vaker zwarte sokken dan op andere dagen?) het eerst versleten waren ging ik op zoek naar het neutrale paar dat gelukkig ook in de goed gevulde sokkenmand aanwezig bleek te zijn. Ik trok deze aan en bekeek het resultaat weer in de spiegel. Ook de sokken bevielen mij niet. Het zwart was geen goede keuze.
Ons uiterlijk en dat van onze omgeving bepalen in hoge mate onze stemming en die van anderen. In een rode kamer raken mensen sneller oververhit, in een blauwe kamer komt men tot rust. In een prettige open en goed geventileerde ruimte met mooie meubels is een mens meer op zijn gemak dan in een klein bedompt hok met een kale stoel en een tafel. Echter, een goed ensemble ontwerpen vereist zorg en ijver.
Ik besloot de zwarte sokken te vervangen door de wit blauw geblokte, om in het ensemble wat meer leven te brengen en het blauw van de broek te benadrukken. Dat leek te werken, en overmoedig schoot ik daarop gelijk mijn beige schoenen aan; deze zijn stoer, ze zitten lekker stevig en ze hebben goede zolen voor op de dansvloer. Die zaten. Helaas vloekte dit alles bij elkaar behoorlijk.
Twee eeuwen terug stak de mens veel meer tijd en moeite maar vooral ook meer vindingrijkheid in kleding dan nu. Daarbij heerst er in onze moderne mode een uitgesproken angst om teveel op te vallen en daarmee voor lul te staan.Deze neiging tot monotonie bevestigt zichzelf want we leven in een tijd dat vloekende kleuren sneller ontstaan dan in andere tijden, toen de mode sowieso uitbundiger was en dat wat nu al te snel als een vloek wordt afgedaan vaak nog werd gezien als een gewaagde doch geslaagde combinatie.
In uiterste wanhoop zeeg ik weer neer op de rand van mijn bed. Wat stond mij nu te doen? Ik besefte dat het fout was gegaan bij het bekrijtstreepte zwarte overhemd. Meestal is dit overhemd me goed van dienst, maar vandaag bleek het niet te werken. Misschien zelfs, overwoog ik, is het begonnen bij het roze shirt! Ik trok snel het overhemd en het roze shirt uit en verving dit laatste door een shirt dat kleurde bij mijn schoenen want time was running short: nog maar vijf minuten te gaan en er was nog steeds geen samenhang. Ik moest niets overhaasten, doodlopende wegen kon ik mij niet meer veroorloven. In gedachten knoopte ik mijn zwart lederen ketting met de zilverkleurige hanger om, om vervolgens wederom op de rand van mijn bed te gaan zitten teneinde te bedenken wat ik mij nu stond te doen.
Toen bedacht ik dat ik het over de blauwe boeg kon gooien. Gezien ik reeds blauw met witte sokken aan had kon ik natuurlijk mijn toevlucht nemen tot het witte overhemd met de delicate lichtblauwe strepen!
Dit bleek geen slechte zet. De combinatie met de spijkerbroek en zelfs het shirt bleek te werken. Om het zwart van de ketting te laten terugkomen koos ik voor een zwarte riem (dus ook met zilverkleurige gesp) en bekeek het resultaat met enige instemming terwijl ik besloot hierboven mijn zwarte colbert met glimmende streep te dragen, mijn trots, alsmede mijn dunne zwartlederen jas, aangezien ik mij ook met een zwarte laptoptas op straat zou moeten begeven.
En dan de openbare ruimte! Het is ronduit bedroevend dat door standaardisatie van productieprocessen onze gebouwen eruit zien alsof ze aan elkaar geniet zijn van plaatmateriaal en een wezenlijk groot gedeelte van onze openbare ruimte is bedekt met een grijze teermassa. De mens is momenteel hopeloos efficient en die efficientie heeft de plaats ingenomen van handwerk en tierlantijnen. Het meeste wat wij voortbrengen oogt simpel en functioneel. De lijmvlakken van onze meubelen zijn zichtbaar en bepalend voor de vorm. Onze ruimten worden afgeschermd door plaatmateriaal. Sierwerk is zeldzaam, handwerk vrijwel non existent; bijna alles onderhevig aan het stempel van de productionele herhaling.
Deze herhaling en gebrek aan tierlantijnen, deze overschatting van het functionele uiterlijk is eigenlijk een uiting van grote armoede. Wij lopen vergeleken met de enigszins vermogende mensen uit de achtiende eeuw in fantasieloze en vormeloze grauwe lompen tussen grauwe klompen steen. Aanzienlijk beter gewassen, dat wel, laten wij, enkele stylisten daargelaten, niet veel zien: wij gebruiken geen felle kleuren, geen ingewikkelde patronen. Ondanks aardige vorderingen in mensenrechten en democratische verworvenheden staan wij met onze culturele beschaving mijns inziens dan ook een traptrede lager in de evolutie dan twee eeuwen terug.
Nog twee minuten te gaan? U denkt: Klokwerk is klaar! Geenszins. De schoenen detoneerden met het zwart van de ceintuur en de ketting, in zoverre, het zwart kwam niet terug. Stelt u zich een toren voor op een wankel voetstuk: zo zag ik eruit. Ik kon zo onmogelijk de deur uit. Zo oordeelde ik in ieder geval zelf. Ik probeerde de lichtbruine schoenen te vervangen door zwarte. Maar die stonden weer te scherp. Hier stond plotseling een toren op een al te plomp voetstuk. De beweging was volledig uit mijn ensemble verdwenen!
Uiterlijk bepaalt ons innerlijk. De mens verwaarloost zijn eigen uiterlijk en dat van zijn omgeving en daarmee zijn eigen stemming. In dat kader mogen wij de langzaam toenemende ijdelheid van de mens toejuichen als een eerste voorzichtige stap terug naar de beschaving.
Toen wist ik wat mij te doen stond. Ik schoot terstond wederom mijn zwarte sokken aan, en daarover weer de beige schoenen. Een geniale zet. Het resultaat was compleet: Klokwerk was ook deze ochtend klaar om over straat te gaan.
Dacht ik.
In de tram naar het centraal station besefte ik wat er nog mis was:
de oranje onderbroek.