Op een dag had ik nieuwe kleren gekocht waarin ik onweerstaanbaar was. Wanneer ik over straat liep keken alle vrouwen me na, wat? – ze vielen flauw of aan mijn voeten, en ik kreeg van iedere kerel een volkomen terechte blik vol jaloezie.
Je begrijpt dat ik die kleren de volgende dag weer opnieuw aantrok, mijn hoofd in een roes, mijn ogen vol tranen van geluk. Ik pinde wat poen en ging de hort op. Als een gelukkig mens kwam ik thuis, natuurlijk niet alleen. Godverdomme wat was ik cool. De volgende dag trok ik wederom dezelfde kleren aan. De dag daarop opnieuw.
Na verloop van tijd begon wat ik droeg te slijten. Maar het was nog eerder al dat ik had moeten weten dat mijn faam in die kleren vergankelijk was, en dat de verpletterende indruk die ik maakte niets absoluuts had. Want ook daarvoor al was mijn populariteit tanende. Een grijsgedraaide hitsingel is niet prikkelend maar saai. Het nadeel van opvallend zijn is dat mettertijd iedereen je wel kent. Daar-is-t-ie weer, dat werd steeds vaker achter mij gezegd, terwijl de juichkreten van daarvoor langzaam verstomden. Ook wie mij nooit eerder ontmoet had slaakte steeds vaker slechts een kreet van herkenning in plaats van bewondering, want ik had tijdens de eerste dagen al in alle bladen gestaan.
Ik werd radeloos. En dat maakte mij nog zwakker. Ik had het idee dat ik niet meer terug kon. Als ik plotseling weer een normaal kloffie was aangeschoten was de afgang helemaal compleet, althans, zo hield ik mij voor. Te evenaren was mijn succes van weleer echter ook niet. Dus ik moest wel volharden. Sterker nog: om de neergang te stoppen droeg ik mijn kleren zelfs in bed. Maar dat maakte het natuurlijk allemaal nog veel erger. Ik begon als een beest te stinken. Men kon mij aan de geur herkennen, nog voordat ik zelf verschenen was. Eerst had ik het nog kunnen bestrijden met wat after shave, om te beginnen met weinig, later met steeds meer en meer after shave, aanvankelijk goedkope, later dure after shave. Maar uiteindelijk was de geur onstuitbaar, echt, er was niets meer aan te doen.
Er was geen houden meer aan. Hoezeer ik ook aan mijn oude geluk vast hield, hoe sterker ze ontwaardde. Mijn minnaressen werden steeds ouder totdat ik uiteindelijk alleen nog maar vrouwen zag waarvan de vruchtbaarheidsdatum al lang overschreden was, en waarvan het humeur was afgezakt tot ver onder de zuurtegraad van de continue teleurstelling.
Die net als ik qua schoonheid niets meer hadden dan aangeplakte uiterlijke kenmerken, en een zoete herinnering.