Een proef met de vrije-inloopbijstand is de ultieme lakmoesproef voor het huidige sociale stelsel.
Momenteel staat een heel aantal gemeenten te trappelen om proeven te doen met ‘het basisinkomen’. In veel gevallen zijn GroenLinks en D66 de aanjagers daarvan. Waar bij D66 vooral de lokale afdelingen warm lopen voor dit idee en het landelijk kader zich daarvan distantieert, heeft bij GroenLinks ook het landelijk kader zich voor dit soort experimenten uitgesproken.
Neem de term basisinkomen’ hier trouwens met een korrel zout. Het gaat hier meestal om proeven met mensen in de bijstand, die vrijgesteld worden van alle plichten, en de mogelijkheid krijgen om bij te verdienen. Vaak wordt aan dat bijverdienen dan een maximum gesteld, maar niet in alle gevallen.
Een beperkte groep
In veel gevallen gaat het hier bovendien niet om het gehele bijstandsbestand, maar om een beperkte groep hieruit. Dit krijgt een wetenschappelijke rechtvaardiging mee. Een goede wetenschappelijke proef kent immers een controlegroep. Men gaat kortom secuur te werk.
De belangrijkste reden voor die voorzichtigheid is echter vooral politiek. Een dergelijke proef staat namelijk haaks op de gedachte achter de participatiewet, die momenteel juist wordt uitgerold, en waarvan het idee is dat mensen in de bijstand juist zoveel mogelijk geprikkeld en aan het werk gezet moeten worden. De proeven gaan daarmee recht tegen de huidige politieke tendens in.
De werking van het soort prikkel- en dwangtrajecten die de participatiewet beoogt te verhevigen is echter nooit aangetoond, en vaak is beweerd dat dit soort zaken juist averechts werken bij het activeren van mensen. De resultaten van de ‘proeven’ staan dan ook eigenlijk al vast. Uit verschillende onderzoeken buiten Nederland is al gebleken dat mensen die een uitkering om niet krijgen en zelf de controle houden over hun eigen ontwikkeling productiever, welvarender, gezonder en gelukkiger worden. Het is niet te verwachten dat de conclusie zal zijn dat Nederlanders een andere diersoort zijn dan andere mensen.
Daarbij zal deze bijstand relatief goedkoper blijken te zijn, omdat er geen ambtenarenapparaat wordt ingezet om mensen te controleren of te prikkelen. Het gaat dan om een bezuiniging van ongeveer een vijfde tot een kwart van het totale budget van de bijstand.
Om een idee te geven: de bezuinigingen die worden ingeboekt met de participatiewet bedragen nog geen tiende van dit bedrag. We praten dus niet over klein bier.
Toch is er het gevaar dat deze proeven aan hun eigen succes ten onder gaan. Waarom?
Uitstroom
Om te beginnen is er het gevaar van sommige proeven die worden opgezet zonder verdienplafond, en dus zonder mogelijkheid tot uitstroom uit de bijstand. Deze proeven hebben uiteindelijk weinig toekomst. De proefpersonen zullen immers altijd geld blijven kosten, en bovendien oneerlijke concurrentie vormen voor mensen die buiten de bijstand proberen de eindjes aan elkaar te knopen.
Het is ook geen goede simulatie van het basisinkomen, want in een echt stelsel met een basisinkomen zouden de mensen meer belasting betalen dan in het huidige stelsel.
Veel interessanter zijn daarom de proeven die wel rekening houden met uitstroom. Proefpersonen met een ‘basisinkomen’ leveren dan in naarmate zij meer verdienen. Dat hoeft niet één op één te zijn, maar om geen oneerlijke concurrentie te vormen zal iemand met een ‘proefbasisinkomen’ in ieder geval nooit méér zal mogen verdienen dan het minimumloon.
Hier is natuurlijk nog steeds geen sprake van een experiment met een echt basisinkomen, maar met een andere aanpak van de bijstand. Een aanpak die op zich echter al zeer interessant is.
Instroom
Deze controlevrije bijstand wordt echter nog niet volledig getest als er in de proef niet ook een manier is om in te stromen. De controles en verplichtingen van ons huidige stelsel en de participatiewet zijn er namelijk niet alleen op gericht mensen uit de bijstand te krijgen, maar ook om ze er uit te houden.
De belangrijkste vraag met deze vorm van bijstand is dan ook: wat er zal er gebeuren als mensen zelf kunnen kiezen voor het rondkomen van deze bijstand of niet?
Om die vraag te beantwoorden zou een proef gedaan moeten worden met een vrije-inloopbijstand: een bijstand voor iedereen die onvoldoende inkomen heeft naar bijstandsnormen, en die geen aanspraak kan maken op andere vormen van sociale ondersteuning. Wie om welke reden dan ook onder de bijstandsnorm komt, kan zijn inkomen via de bijstand laten aanvullen. Naarmate bijstandsgerechtigden meer inkomen vergaren, stromen zij dan weer uit.
Angst
De angst zal er zijn dat de begroting van de gemeente in zo een geval al snel explodeert, omdat mensen die nu buiten de bijstand vallen massaal zullen toetreden. Maar is die angst terecht?
Iemand met een goed betaalde baan zal niet snel kiezen voor een inkomen op bijstandsniveau, met een beperkte mogelijkheid tot bijklussen. Zeker niet wanneer het een experiment betreft. Degenen die daarvoor zullen kiezen, laten een goed betaalde vacature achter, die in deze tijden van arbeidsschaarste in de meeste gevallen wel weer opgevuld zal kunnen worden. Daar zit dus niet het gevaar.
Groter is het gevaar dat mensen die nu in een ongunstigere sociale voorziening zitten zouden willen overstappen. Die route zou afgesloten moeten worden, tenzij er budget overgeheveld wordt.
Het grootste gevaar is echter dat mensen die nu al nauwelijks of niet de eindjes aan elkaar kunnen knopen en buiten de bijstand vallen massaal zullen toetreden. In ons land zijn momenteel ongeveer een half miljoen werkende mensen die rond moeten komen van een minimumloon of lager. Wanneer deze mensen massaal zouden kiezen voor de ontspannen bijstand, groeit het totale bestand snel: we spreken dan over een verdubbeling van het bestand.
De kans dat al deze mensen dat allemaal doen is echter klein, zeker wanneer het een (tijdelijke) proef betreft. Tegelijkertijd laten de mensen die daarvoor kiezen weer werk achter, werk dat veel mensen die in de nieuwe bijstand zitten wellicht graag part-time zullen verrichten om hun inkomen te verbeteren. Baten die gedeeltelijk weer zullen terugvloeien in de gemeentekas.
Er ontstaat hierdoor een interessante dynamiek. Het werk dat de intredende werkende armen deden zal beschikbaar komen voor alle bijstandsgerechtigden als vorm van aanvulling van de bijstand, waardoor ook weer mensen gedeeltelijk uit zullen treden.
Er is bovendien binnen de gemeentebegrotingen een zekere speelruimte om zo een proef te nemen. Omdat de ontspannen bijstand uiteindelijk veel goedkoper is in de uitvoering, zal de totale uitgifte aan uitkeringen met een kwart kunnen groeien zonder dat de bijstand in totaal meer geld kost.
Opzet
Bovenstaand is natuurlijk nog zeer theoretisch. De enige manier om erachter te komen wat werkelijk zou gebeuren met een vrije-inloopbijstand is de proef daadwerkelijk te laten plaatsvinden.
Zo een proef zou gefaseerd opgezet kunnen worden, door controles en trajecten langzaam af te bouwen, terwijl de instroom stap voor stap vergemakkelijkt wordt.
Deze proef zou goed gemonitord moeten worden. Er zal gekeken moeten worden naar de instroom uit banen en andere uitkeringen naar de nieuwe bijstand, en naar wat er vervolgens met die ‘vrije plaatsen’ gebeurt. Naar of er nergens arbeidsschaarste ontstaat, en in hoeverre het gebruik van andere vormen van ondersteuning afneemt.
Redenen te over
Er zijn redenen te over om zo een proef te nemen.
Eerdere proeven met ‘gratis geld’ beloven veel goeds: een betere armoedebestrijding en een krachtige impuls voor de mensen in een afhankelijke situatie om meer ondernemend en sociaal actief te worden. Tegelijkertijd is er veel winst te behalen door te bezuinigen op werk dat nu wellicht overbodig of zelfs contraproductief is.
De proef is daarbij een lakmoesproef voor ons huidige sociale stelsel. De prikkel- en re-integratie-industrie kost miljarden, maar het effect daarvan is nooit aangetoond. Een proef met een ontspannen bijstand is de enige manier om te kijken of we niet al decennialang bezig zijn met rituelen die niets toevoegen.
Reden genoeg dus om voor een landelijke proef met de bijstand te pleiten. Het liefst op te zetten in een grote stad: Groningen, Nijmegen, Amsterdam, of zelfs alle drie. Tilburg, Almere en Rotterdam gelden dan als controlegroep.
Dit artikel verscheen eerder op Sargasso.nl.