COLUMN – De zogenaamde dierenliefde van het Nederlandse parlement is zo hypocriet als maar kan.
Vrijdag was er weer een overwinning voor dierenactivisten. De Tweede Kamer stemde unaniem voor een voorstel van de Partij voor de Dieren om Europese subsidies voor de fok van stieren voor het stierenvechten te staken.
‘Wereldwijd worden ieder jaar meer dan 250.000 stieren en koeien gemarteld en gedood,’ zegt Marianne Thieme.
Foutje zeker? Waren het er maar zo weinig. Het zijn er miljoenen.
De subsidies voor het Spaanse stieren fokken worden gestopt omdat het Nederlands parlement vindt dat het lijden van dieren voor menselijk vermaak niet acceptabel is.
Maar is dat lijden in de bio-industrie niet veel erger? Alleen in Nederland leven al bijna vier miljoen koeien. Slechts vijf procent daarvan leeft in de biologische landbouw. Waar we dierenambulances en de caviapolitie hebben voor zielige hondjes, leven deze koeien hun hele leven tussen op een rooster en tussen de hekken.
Natuurlijk moet bij de slacht onnodig lijden voorkomen worden. Maar laten we niet vergeten dat het uiteindelijk gaat om de kwaliteit van leven. Als ik zou mogen kiezen voor het leven van een melkkoe, een vleeskalf of een vechtstier dan zou ik het wel weten. Het is waar dat een vechtstier een naar en stressvol einde heeft. Maar daarvoor leidt hij het leven van een prins.
Vol enthousiasme stemt onze Tweede Kamer unaniem tegen het stieren fokken. Wat zijn we toch goed voor dieren. Maar wanneer mevrouw Thieme iedere speech die zij naar het voorbeeld van Cato de Oude eindigt met haar missie: ‘overigens ben ik van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie,’ is een meerderheid van ons parlement horende doof.
Onze parlementariërs verdedigen zich door te zeggen dat onze consumptiedieren er niet zijn voor vermaak. Maar dat valt nog te bezien. De Nederlander eet ondanks een lichte daling gemiddeld bijna een kwart kilo vlees per dag. Dat is twee en een half keer zoveel als het voedingscentrum adviseert en heeft dus niets met noodzaak te maken.
Daarbij kleeft er aan onze vleesconsumptie nog een ander nadeel dan dierenleed, namelijk dat het ons eigen leefmilieu schaadt. Onze koeien ruften ons verder de klimaatcrisis in.
Laten we eerlijk zijn. De werkelijke reden dat Nederlandse parlementariërs niet net zo enthousiast tegen de bio-industrie stemmen als tegen stierenvechten, is dat we goed verdienen aan al dat dierenleed.
Maar verdient er in Spanje dan niemand aan de vechtstieren? Natuurlijk wel. Over de industrie van anderen is het echter klaarblijkelijk een stuk makkelijker oordelen dan over die van onszelf.
We kunnen Marianne een fanaat noemen. We kunnen zeggen dat ze in haar dierenliefde doorslaat, met haar protesten tegen de goudvissenkom en haar wens de economische groei definitief te stoppen. We kunnen zelfs fundamenteel met haar van mening verschillen door te stellen dat het toch vrij normaal is dat dieren elkaar doden.
Maar dan moeten we haar toch tenminste nageven dat ze niet zo hypocriet is als de meerderheid van ons parlement, dat vol enthousiasme tegen subsidie voor stieren fokken stemt, maar het martelen van miljoenen koeien oogluikend blijft toestaan, en ondanks mooie woorden over het stimuleren van duurzaamheid van subsidie blijft voorzien.