COLUMN – Met de Wet Werk en Zekerheid wordt de situatie op de arbeidsmarkt alleen maar erger: flexwerkers worden eerder ontslagen, terwijl het vangnet achteruit holt.
Hij werd deze week nog even uitgesteld maar hij komt er: de Wet Werk en Zekerheid. Deze wet klinkt zo saai dat er nauwelijks over geschreven wordt. Toch is het een ingrijpende wet.
Het idee achter de wet zou zijn dat de flexibilisering van de arbeidsmarkt is doorgeslagen. Er is een kloof ontstaan tussen werknemers. Aan de ene kant staan de werknemers met ontslagbescherming en een CAO, aan de andere kant de zogenaamde flexwerkers, die vrijwel geen rechten hebben. Daarbij groeit die laatste groep, en neemt het aantal werknemers met een vast contract af. Dit was al meer dan een decennium aan de gang, maar wordt nu versterkt door de crisis.
In de Wet Werk en Zekerheid wordt daarom het ontslagrecht meer gestandaardiseerd, ontslagvergoedingen worden gemaximeerd, en er maatregelen getroffen om ‘de rechtspositie van flexwerkers verbeteren’. Ten slotte wordt de WW hervormd.
Deze maatregelen maken de situatie echter alleen maar erger.
Met het verbeteren van die rechtspositie van flexwerkers wordt namelijk bedoeld dat de overheid gaat proberen werkgevers te dwingen flexwerkers eerder een vast contract te geven. De eigen rechtspositie van flexwerkers wordt daardoor helemaal niet verbeterd. Die blijft even belabberd. En hun perspectief wordt er niet beter op, want door bedrijven te verplichten flexwerkers eerder in dienst te nemen zullen mensen in praktijk simpelweg nog eerder ontslagen worden dan nu al het geval is. Hiermee wordt het tegenovergestelde bereikt van wat bedoeld is.
Het garanderen van vaste banen is een mooi streven, maar volkomen achterhaald. In plaats van te proberen de markt de richting vaste banen te pushen zou het juist andersom moeten zijn. Het aantal flexibele contracten zal hoe dan ook groeien, en daarom kan zij maar beter de norm worden.
Het kabinet zou er beter aan doen een voorbeeld te nemen aan Denemarken, waar een hoge sociale zekerheid wordt gekoppeld aan een maximale flexibiliteit op de arbeidsmarkt. In het Deense model hebben werkgevers maximale bewegingsvrijheid bij de aanname en het afscheid nemen van personeel. In ruil daarvoor krijgen werknemers maximale inkomenszekerheid via de overheid, door middel van een zeer stevig sociaal vangnet.
Dus: geen ontslagvergoeding meer, maar een WW die in de eerste periode 100% is. Dit vangnet wordt door werkgevers gefinancierd, in ruil voor het wegvallen van de kostbare verplichtingen die aan het vaste contract verbonden zijn. Werknemers winnen hiermee aan zekerheid doordat zij hun recht niet meer via de rechter hoeven te halen bij hun voormalige werkgever. Bovendien zou veel meer dan nu beantwoord worden aan het gelijkheidsprincipe. Er is geen kloof meer.
De grote kans voor onze samenleving zit hem erin zo een veel flexibelere arbeidsmarkt te kweken, met een hogere sociale zekerheid. In plaats daarvan worden er nu aan de markt meer regels opgelegd. Daar bovenop wordt met de WWZ in de WW juist gesneden. Zogenaamd als ‘prikkel’ voor werknemers om snel aan het werk te gaan. Want de huidige werkloosheidscijfers worden veroorzaakt door ongemotiveerde werknemers in plaats van een gebrek aan banen.
Ondertussen wordt de Bijstand omgevormd tot een soort dwangarbeid. De terugtredende overheid laat niet alleen een diarree aan regels achter, maar neemt ook Orwelliaanse vormen aan als je eenmaal in haar web verstrikt raakt.