Er moet hoog nodig iets gebeuren aan ons kiesstelsel. Sinds Fortuyn is de kiezer op drift: grote electorale verschuivingen, moeilijke formaties, kort zittende kabinetten… kortom Italiaanse toestanden! Dit kan zo niet langer doorgaan of het land is onregeerbaar!
Een bekend verhaal nietwaar? Jaja, eens in de zoveel tijd verschijnt er weer een column van één of andere wijsneus met iets als bovenstaande alinea als inleiding. Daarna volgt dan een stuk waarin gepleit wordt voor een beperking van onze democratie.
Dan wordt bijvoorbeeld voorgesteld om door middel van een kiesdrempel een aantal kleine partijtjes uit het centrum van de macht te drukken. Of om door middel van een districtenstelsel hetzelfde te kunnen doen. Of door een winner-takes-it-all systeem ervoor te zorgen dat partijen die geen absolute meerderheid van stemmen behalen vooral vier jaar lang hun mond zullen houden.
Het punt is: als maar genoeg herhaald wordt dat we een probleem hebben met onze democratie gaan mensen het nog vanzelf geloven ook. Terwijl die hele analyse boven van geen kant deugt. We lopen even de dogma’s in bovenstaande bewering langs.
Electorale verschuivingen
Ja, er zijn veel verschuivingen van kiezers de laatste jaren geweest. Maar uiteindelijk bleef de verhouding tussen links en rechts opvallend constant. Links plus D66 slaagt er nooit echt in een meerderheid te behalen, behalve misschien af en toe als we de ChristenUnie meetellen. Rechts heeft bijna net zoveel moeilijkheden met het behalen van een stabiele meerderheid. Zo is het al decennia gesteld in dit land.
Goed, er zijn twee belangrijke verschuivingen aan de gang die we niet kunnen verwaarlozen. Ten eerste het verschijnsel dat, weliswaar met schokken, de christenen in de politiek steeds minder aanhang krijgen. De tweede natuurlijk dat op links en rechts radicalere partijen zijn ontstaan die geduchte concurrentie vormen voor de partijen die we nu uit arren moede maar “middenpartijen” zijn gaan noemen.
Moeilijke formaties
Zeker, je zou kunnen stellen dat formeren met die partijen op de flanken niet makkelijker wordt. Maar in praktijk blijkt daar niets van.
Laten we wel zijn: Belgische toestanden hebben we hier nog nooit meegemaakt. Als we kijken naar de cijfers dan zien we dat door de jaren heen de formaties dan ook niet langer zijn gaan duren. Ja, Balk II en Bruin I zaten vrij lang in de ei-tunnel, maar onze twee records uit de jaren ’70 waren daarmee niet gebroken, en ook in de jaren ’50 heeft men er al eens eerder een gerieflijke vier maanden voor uitgetrokken om tot een vergelijk te komen. Langer duurde het eigenlijk nooit. En ondanks de voorspellingen van voor de verkiezingen lijkt het me sterk als oom Mark en tante Didi er dit keer langer over gaan doen.
Bovendien is een lange formatie op zich geen ramp. De ministeries draaien nog wel even door op oud beleid, en onze politici zijn zoals in de lente weer bleek verantwoordelijk genoeg om niet zonder sluitende begroting een nieuw jaar in te gaan.
Kortzittende kabinetten
Goed, maar zijn onze kabinetten dan niet veel minder stabiel dan vroeger? Ja, kabinetten vallen in Nederland vaker dan dat ze vier jaar blijven zitten. Dat is een feit. Maar is dat een nieuw verschijnsel?
Absoluut niet. Als we de laatste tien jaar van de Nederlandse parlementaire geschiedenis bekijken dan zien we dat de kabinetten vanaf Balk I gemiddeld 742 dagen (twee jaar dus) zaten. Daar zitten dan ook de tussenkabinetten bij. De periode vanaf de tweede wereldoorlog tot en met Paars II haalden de kabinetten een gemiddelde van 869 dagen. Dat is vier maanden langer. Met vijf kabinetten als steekproef is dat op twee jaar zeker geen significant verschil.
Dat onze kabinetten steeds minder stabiel zouden worden is dus gevoeglijke onzin. Ja, we hebben een paar instabiele kabinetten gehad. We herinneren ons twee korte coalities met gloednieuwe Pipo de Clownpartijen en gedoogconstructies. Dat is natuurlijk vragen om moeilijkheden. Maar dat soort experimenten zijn niet nieuw. We hebben in het verleden ook vijfpartijenkabinetten met aanschuifministers gehad. Het hoort er kennelijk allemaal bij.
Italiaanse toestanden
Dat hele geloof dat onze democratie veel minder stabiel is dan vroeger, is dus op niets gebaseerd. Als we al vinden dat onze democratie onstabiel is, dan is dat altijd al zo geweest. Maar de vergelijking met Italië, dat voor de parlementaire hervormingen gemiddeld één kabinet per jaar versleet, gaat volkomen mank.
Toch kunnen we ons nog de vraag stellen: is het niet erg dat er af en toe een kabinet omlazert hier en daar? Leven we daarmee in een bananenrepubliek?
Ook dat valt niet vol te houden. Zoals iedere Nederlander vind ik dat er van alles mis is in dit land en sta ik te popelen om eigenhandig orde op zaken te stellen. Maar ook moet ik toegeven dat we inderdaad economisch één van de rijkste landen ter wereld zijn, met de gelukkigste burgers met gemiddeld een hoog opleidingsniveau, naar internationale maatstaven een behoorlijk goed sociaal vangnet en zorg, relatief gezien behoorlijk veilig, en met zeer lage cijfers als het gaat om werkloosheid.
In landen met een tweepartijenstelsel is bovendien de opkomst bij de verkiezingen doorgaans lager. En wat is er eigenlijk erg aan de kiezer af en toe aan het woord te laten en een parlement te hebben waarin ook kleinere groeperingen gehoord worden? Niet zoveel, lijkt mij. Tenzij je een hekel hebt aan democratie valt er eigenlijk niets tegenin te brengen.
Lekker doorpolderen
Kortom, laat ons nu maar lekker doorpolderen. We doen het prima. If it ain’t broke, don’t fix it.
Maar… vindt de auteur dan dat er helemaal niets hoeft te veranderen aan ons stelsel? Zeker wel. Daarover volgende week meer. Voor deze week geldt de conclusie dat er met ons meerpartijenstelsel en coalitiesysteem in ieder geval niet zoveel mis is.