“De idee dat de kennis omwille van zichzelf moet worden gezocht is recentelijk verlaten.”
Ik lees deze zin in de inleiding van een boekje over Indiase filosofie, maar de herkomst doet niet zozeer ter zake. Wel het jaartal waarin het geschreven is: 2000. Ik denk dat dit waar is en zeker nog actueel, hoewel het woord ‘recentelijk’ natuurlijk relatief is.
Het is toevallig dat ik dit lees nadat ik juist “het Kralenspel” van Hesse dichtsla, waarin een utopische samenleving wordt geschetst, die juist puur en alleen draait om het zoeken van kennis omwille van zichzelf.
Dit is een spanningsveld. Enerzijds doet het waarderen van kennis slechts om het praktisch nut (of erger: de marktwaarde) de zoektocht naar kennis geweld aan. Door kennis alleen te waarderen om haar waarde voor de samenleving, wordt de zoektocht naar die kennis dusdanig gefrustreerd, dat er uiteindelijk minder gevonden wordt dat voor de samenleving tot nut zou kunnen zijn, juist omdat die vraag te vroeg gesteld wordt.
Anderzijds is het wereldvreemde praktiseren van de kennis omwille van de kennis zelf ook gevaarlijk: in Hesse zijn roman verwaarloost de theoretische samenleving haar taak om haar kennis te delen met de wereld om zich heen. Dat leidt ertoe dat de wereld om haar heen deze samenleving steeds meer als nutteloos ziet, en haar uiteindelijk ook als nutteloos terzijde kan schuiven en vernietigen.
Ziehier het gevaar voor de geesteswetenschappen – of wetenschappen in het algemeen – die hun taak van voorlichting van mensen buiten de universiteit niet serieus nemen (een van de stokpaardjes van Jona Lendering – lees zijn blog ).
In die zin heeft de man in de ivoren toren het vercommercialiseren van de kennis aan zichzelf te danken. Als die berg niet naar Mozes komt, gaat Mozes wel naar die berg. Dat doet Mozes dan op zijn eigen manier – en dat is niet noodzakelijk de manier van de berg.