Na het zelf al jaren niet meer gehoord te hebben, heb ik het de afgelopen dagen weer een paar keer geluisterd. Ik moet zeggen: ondanks wat mixfouten en natuurlijk wat dingen die ik nu anders zou doen, vind ik de plaat nog steeds behoorlijk geslaagd. Verder lezen Dr Clockwork has been abducted into Deep Space
Dit stuk uit de beroemde Dreigrosschenoper van Kurt Weill en Bertold Brecht is ontelbare malen gecovered. Maar niet altijd even succesvol. Mislukken vind ik vooral de versie van Nick Cave: hij probeert er veel teveel van te maken, en mist de luchtigheid. Leuke versies vind ik zelf nog altijd die van Peggy Lee of die van Robbie Williams. Maar die missen dan weer het licht onheilspellende, dat in de versie van Lotte Lenya, die getrouwd was met Kurt Weill, wel aanwezig was. Veel mensen zullen die laatste versie als de meest oorspronkelijke zien.
De versie hier van de Duitse groep Slut viel mij op doordat het een heel andere kant op gaat: door er een rocknummer van te maken verdwijnt de lichtvoetigheid, maar komt het unheimliche van het nummer naar mijn mening goed over.
Kent u dat? In een internetdiscussie verzucht plotseling iemand “Zuerst kommt das Fressen, dann kommt die Moral”. Die mens, weten we dan, heeft in ieder geval niet het juiste citaat te pakken, en weet dan ook waarschijnlijk niet waar het vandaan komt. Jammer, want hoewel dit cynische citaat veelvuldig toe te passen is, heeft het een specifieke revolutionaire herkomst.
Het eigenlijke citaat luidt kortweg “Erst kommt das Fressen, dann kommt die Moral”, en komt uit de Dreigroschenoper van de socialistische schrijver Bertolt Brecht. Brecht vermaakte in 1928 een opera uit de 18e eeuw tot een toneelstuk/musical ‘voor arme mensen’: de Driestuiveropera, die vol staat met sociale kritiek. En we zien hier dat het citaat niet zozeer een cynisch onderuit halen van iedere moraal beoogt, maar eerder een waarschuwing aan de gegoede burgerij voor de misdaad als wraak voor standenverschillen. De duistere kant van marktwerking, die het liberalisme niet ziet.
Brechts vriend de componist Kurt Weill, met wie hij veelvuldig samenwerkte, maakte ook hier de muziek. In het stuk komen drie finales voor, dit is de tweede. De tekst (zie onder) is als geheel bijzonder de moeite waard: het moet zowel cynici als idealisten van allerlei pluimage aan kunnen spreken. Dat maakt het uiteindelijk tot zo’n goed werk. Hier in een vertolking uit 1999 met Max Raabe en Nina Hagen. We horen de song in het filmpje twee keer: nu ja, dat is het dan ook wel waard.
Macheath, Jenny und Chor
Macheath:
Ihr Herrn, die ihr uns lehrt, wie man brav leben
Und Sünd und Missetat vermeiden kann
Zuerst müßt ihr uns was zu fressen geben
Dann könnt ihr reden: damit fängt es an.
Ihr, die euren Wanst und unsre Bravheit liebt
Das eine wisset ein für allemal:
Wie ihr es immer dreht und wie ihr’s immer schiebt
Erst kommt das Fressen, dann kommt die Moral.
Erst muß es möglich sein auch armen Leuten
Vom großen Brotlaib sich ihr Teil zu schneiden.
Jenny:
Denn wovon lebt der Mensch?
Macheath:
Denn wovon lebt der Mensch? Indem er stündlich
Den Menschen peinigt, auszieht, anfällt, abwürgt und frißt.
Nur dadurch lebt der Mensch, daß er so gründlich
Vergessen kann, daß er ein Mensch doch ist.
Chor:
Ihr Herren, bildet euch nur da nichts ein:
Der Mensch lebt nur von Missetat allein!
Jenny:
Ihr lehrt uns, wann ein Weib die Röcke heben
Und ihre Augen einwärts drehen kann
Zuerst müßt ihr uns was zu fressen geben
Dann könnt ihr reden: damit fängt es an.
Ihr, die auf unsrer Scham und eurer Lust besteht
Das eine wisset ein für allemal:
Wie ihr es immer dreht und wie ihr’s immer schiebt
Erst kommt das Fressen, dann kommt die Moral.
Erst muß es möglich sein auch armen Leuten
Vom großen Brotlaib sich ihr Teil zu schneiden.
Macheath:
Denn wovon lebt der Mensch?
Jenny:
Denn wovon lebt der Mensch? Indem er stündlich
Den Menschen peinigt, auszieht, anfällt, abwürgt und frißt.
Nur dadurch lebt der Mensch, daß er so gründlich
Vergessen kann, daß er ein Mensch doch ist.
Chor:
Ihr Herren, bildet euch nur da nichts ein:
Der Mensch lebt nur von Missetat allein!
Je kan het kitsch vinden, maar het is wel lekkere kitsch en verdomd goed gemaakt. Moloko, de band, is niet meer. Róisín Murphy en Mark Brydon begonnen in 1994 een relatie en band. De relatie zou het zeven jaar uithouden, de band iets langer. Misschien dat daarom de laatste verrichtingen van Moloko ook zo goed zijn. Het laatste album ‘Statues’ gaat volgens Murphy over eenzaamheid en verlatenheid. Murphy is met haar imago van absolute rockdiva gelukkig niet gespeend van een zekere zelfspot. We zien haar hier een nummer van een eerder album vertolken in een van haar laatste shows met Moloko. The show must go on.
Na hun verdomd succesvolle debuut Worst Case Scenario kwam dEUS in 1995 met een 25 minuten durende EP met daarop één track, die leek te bestaan uit noise en geluidseffecten, feesttoeters, verdwaalde keyboardflarden, murmelende kinderen met een overdosis aan galm, en dat alles gelardeerd met dronken Spanjaarden. Hier en daar komt uit al dit geluid een song tevoorschijn die vaak alles doet behalve een simpel AB-AB schema volgen, en vaak maar ‘half af’ blijft.
Dit was dus niet waar de wereld op dat moment op zat te wachten. Mensen die dachten dé Belgische variant van de Grungeband gevonden te hadden werden er hard mee geconfronteerd dat dEUS kennelijk ‘een kunstband’ wilde zijn, en My Sister is My Clock werd al snel afgedaan als Arty-Farty aanstellerij. Met In a bar under the sea kwam vervolgens Worst case scenario nummer 2 uit. De overigens meesterlijke The Ideal Crash vervolgens laat een dEUS zien die zich heeft ontpopt tot liedjesband.
My Sister is My Clock werd al snel vergeten. Mijns inziens onterecht. Dit is dEUS op zijn best. De verschillende schijnbaar onsamenhangende geluiden geven een vervreemdende sfeer maar de songs die hiertussen vandaan komen blijken bij herhaald luisteren ware pareltjes, en dit wordt mijns inziens versterkt juist doordat ze uit de chaos ontstaan. Het voordeel is daarbij dat we tegenwoordig de plaat in hapklare brokjes op het internet hebben staan, waardoor de presentatie wat makkelijker wordt. Hierbij de track van één van de beste songs van het album. Wie het album liever in zijn geheel nog eens beluistert kan daar natuurlijk ook voor kiezen.
Gezien de video misschien eerder een stukje muziek om morgen mee wakker te worden. De Amsterdamse band met Chileense roots TenTemPiés is lekker aan de weg aan het timmeren. Zondag stonden ze op het museumplein in Amsterdam – weliswaar niet op het hoofdpodium – te bewijzen dat ze een flinke mensenmassa binnen een mum van tijd aan het bewegen kunnen krijgen, met een verdomd lekkere mix van ska, reggae en verschillende latijns-amerikaanse stijlen. De achtkoppige band is momenteel bezig met een tour door heel Nederland om hun laatste plaat te promoten. De heren komen overigens met betrokken teksten, en omdat ze uitsluitend in het Spaans zingen en niet alle Nederlanders die taal even machtig zijn, werd tijdens het optreden door de zanger ook tussendoor nog even verklaard dat wat hem betreft vluchtelingen welkom dienen te zijn in Nederland. TenTemPiés bewijst in ieder geval dat de multiculturele samenleving ondanks de weerzin en het ongeloof van sommigen dat die zou kunnen werken in Amsterdam springlevend is, en dat pogingen om iedereen in een Oud-Hollandsch keurslijf te dwingen in de hoofdstad in ieder geval niet doorgedrongen zijn. En gelukkig maar, want zeg nu zelf: dit is toch veel leuker?
Gisteren beluisterden we Julian Lennon, vandaag een nummer van het andere zoontje van de beroemde Lennon, Sean, het kind uit zijn huwelijk met Yoko Ono. Op de hoezen en op de foto’s op internet blijkt ook deze knaap verdomd veel weg te hebben van zijn vader, hoewel er duidelijk een stroompje Japans bloed door zijn aderen stroomt. Maar dan is de vraag: heeft hij zijn muzikaal talent geërfd van zijn vader… of van zijn moeder? In het laatste geval is een smetteloze muzikale carrière niet zomaar gegarandeerd.
Luisterend naar zijn album ‘Friendly Fire’ uit 2006 concludeer ik echter dat het wel goed zit. Qua stem heeft hij verdomd veel van zijn vader weg. Als je kwaadwillend bent noem je hem “zeurderig”. Qua muziek lijkt hij meer (maar niet heel veel meer) zijn eigen weg te gaan dan zijn halfbroer, wat hij eigenlijk niet slecht doet. Maar ja, helaas… dat zal je met zo een figuur als Sean Lennon altijd blijven denken: het is niet zijn vader…
Hoewel, zet je er gewoon even overheen. Dit is zeer goede en prettige muziek. En dat pakt niemand hem af, toch?
Het nadeel van een tot op het waanzinnige af beroemde vader als John Lennon hebben, is dat je – als je het in je hoofd gaat halen dan ook muziek te maken, en niet gewoon ervoor kiest om visser of timmerman te worden of zo – hoe dan ook altijd weer met je vader vergeleken wordt. Het voordeel is dan wel weer dat als je met zo’n tape bij een platenmaatschappij binnenloopt ze dan wel sneller iets in je project gaan zien dan als je een volkomen onbekend nono-bandje bent.
Hoe dan ook, met dit nummer uit 1991 bewijst Julian Lennon mijns inziens wel dat hij het kán. Hij heeft niet bepaald zijn best gedaan zich van zijn vader te onderscheiden en gelukkig maar: deze song lijkt zo erg op de muziek van zijn vader dat het wat mij betreft beluisterd kan worden als een volwaardige toevoeging aan het latere Lennon-oevre, compleet met lieve-hippietekst die natuurlijk ook helemaal in het verlengde ligt van het activistische karakter van de échte Lennon. Ik zou zelfs zover gaan te willen stellen dat als dit een song van de Grote Lennon was geweest, dit zeker niet de minste song zou zijn. Dat er dan een andere voornaam bij komt wordt gecompenseerd doordat Julians kop óók nog sprekend lijkt op die van zijn vader in 1980, toen hij overleed.
Helaas bleek Julian eerder een ééndagsvlieg dan een blijvertje. Wellicht was hij het zat telkens in de schaduw van zijn vader te blijven staan, wie weet. Morgen gaan we wat mij betreft luisteren naar zijn halfbroertje.
Zo geliefd als John Lennon was, zo gehaat is zijn vrouw Yoko Ono. Sommigen geven haar zelfs onverkort de schuld van het uiteen vallen van de Beatles. Iets wat voor wie wat zorgvuldiger reconstrueert volgens mij niet vol te houden is. Een belangrijkere veelgehoorde kritiek is dat Yoko niet kan zingen, en dat Lennon, muzikaal toch niet echt slecht onderlegd, wel heel erg verliefd op haar moet zijn geweest het zo lang met haar in de studio uit te houden. Nu is er voor die mening genoeg bewijsmateriaal voorhanden, maar Yoko was een avant-garde kunstenares, dus zijn we aardig, en zeggen we geheel in deze lijn daarmee dat haar zang voor het conventionele publiek wat raar in het gehoor ligt. En hoewel mijn waardering voor Yoko als avant-garde kunstenares en activist wel is gestegen na het bezoeken van een overzichtstentoonstelling in het Guggenheim-museum in Bilbao vorig jaar, geldt voornoemd probleem met Yoko haar zang ook voor ondergetekende, die zeer blij was met de komst van de CD destijds, zodat bij het draaien van de Lennon-Onoplaten niet telkens tijdens het luisteren de naald geherpositioneerd hoefde te worden.
Bij deze mix komt echter het talent van de Pet Shop Boys om de hoek kijken, die van het laatste nummer dat John en Yoko opnamen een mijns inziens prachtige mix maakten, waarbij je zelfs van de stem van Yoko gaat houden. Overigens heeft dit nummer een naar en volgens sommigen zelfs griezelig bijsmaakje: toen Lennon vermoord werd droeg hij toevallig in zijn handen een nog niet volmaakte versie van dit nummer in zijn handen, waar hij die dag met Yoko aan gewerkt zou hebben, en dat cynisch genoeg ‘Walking on Thin Ice’ getiteld is. De ruwe tapes van dit nummer hebben op het trottoir voor het Dakota-gebouw in New York gelegen, zijn weer opgeraapt, er is een mix van gemaakt voor niet-de-slechtste-John-en-Yoko song, en de Pet Shop Boys hebben er jaren later iets écht goeds van gemaakt.
Gisteren postte ik hier een video van de Revolting Cocks, een samenwerkingsproject van muzikanten van onder andere Front 242. Front 242 zelf heeft het naar mijn idee ook echter verdiend een keer te functioneren als dagafsluiting. Deze Belgische formatie begon in 1981 en kan gezien worden als één van de pioniers van de elektronische muziek, samen met namen als Kraftwerk en Jean Michel Jarre. Hierbij één van hun bekendste nummers, “Headhunter”, uit 1988, met een bizarre clip waarin de hand van Anton Corbijn duidelijk te herkennen is. Eigenlijk is het het beste het nummer te beluisteren op de plaat waar hij vanaf kwam: Front By Front. Ik beschouwde dat zelf altijd al als artistieke hoogtepunt van de heren, en als ik Google zie ik dat ik daar niet alleen in sta. De plaat luistert als een bijzonder geraffineerde 12″ versie van het nummer en de B-kant ‘Welcome to Paradise’ en hamert, klopt en klettert de elektronische wereld de huiskamer in. Stilzitten: heel erg moeilijk. Latere elektronische muziek mag daarbij dan wat smoother zijn, het is er luisterend naar deze plaat over het algemeen zeker niet meer geraffineerd op geworden. Dit mag oud zijn, het blijft vers smaken.
“The Revolting Cocks” is een samenwerkingsproject van leden van de Belgische formatie Front 242, Al Jourgensen, frontman van de Amerikaanse metal-formatie Ministry, en de Belg Luc van Acker. Dit project startte halverwege de jaren 80, en komt af en toe nog met iets nieuws.
Ministry komt uit de metal-scene, maar is vrij snel in haar carrière al snel gaan experimenteren met beats en samples, wat door de samenwerking met de Electronicapioniers van Front 242 in The Revolting Cocks natuurlijk alleen maar meer werd. Uit deze kruising ontstond de muziekstroom “Industrial”, die volwassen zou worden met Nine Inch Nails en Marilyn Manson. Maar dat laatste gebeurde pas jaren nadat dit nummer uit 1990 uitkwam: een bizarre mix met metalgitaren en bijzonder grove beats. We horen verder muzikale citaten die knipogen geven naar oa de western-muziek van Ennio Morricone. In de video beelden die vooral bij moeten dragen aan het provocerende en ronduit agressieve imago van de groep. Smaakloze humor of niet, de Revolting Cocks waren hun tijd vooruit en zijn tot op heden nog zeker het beluisteren waard.
Wie gaat googelen op Afrobeat komt vanzelf bij Fela Kuti uit, de voornaamste representant van deze stroming uit de jaren 70 van West-Afrika. Gisteren draaiden we al wat van deze stijl die een mengeling van Jazz, Afrikaanse muziek en Funk zou zijn. Toen hoorden we vooral Funk en Afrikaanse ritmes, in de bijlage van vandaag hoor ik zelf voornamelijk de Jazz-component.
Kuti was echter niet zomaar alleen muzikant: hij gebruikte zijn muziek voor politiek activisme. Hij werd daarbij geïnspireerd door Malcolm X en de Black Panthers. Hij demonstreerde tegen de militaire dictatuur in Nigeria, zijn thuisland, probeerde zich kandidaat te stellen voor de presidentsverkiezingen en stichtte een ‘eigen vrijstaat’ (“Kalakuti Republic”) door een muur om zijn huis te bouwen en zich onafhankelijk te verklaren. Hij was een voorvechter van een teruggang naar de eigen Afrikaanse cultuur, verzette zich tegen Europees cultureel imperialisme, en pleitte voor een verenigde democratische en socialistische Afrikaanse republiek. De reactie van de zittende regimes van Nigeria op deze fratsen waren bij tijd en wijle niet mals: Kuti zijn huis werd vernietigd en zelf heeft hij een tijdlang vastgezeten.
Kuti trad op met een band die uitgroeide tot 80 leden en die hij daarom ‘Egypt 80′ noemde. De optredens hadden vaak het karakter van politieke manifestaties, soms met gewelddadige uitbarstingen. Ook in zijn persoonlijk leven gedroeg hij zich excentriek. In 1978 trouwde hij simultaan met 27 vrouwen, wier aantal hij later terugbracht tot 12. Hoe dan ook, hij was de founding father of Afrobeat en heeft veel betekent voor zowel de acceptatie van de Afrikaanse ritmes en cultuur buiten Afrika, en binnen Afrika voor het politiek bewustzijn. In 1997 stierf hij aan AIDS.
‘Black is Beautiful’ van ‘Apostles’ is een song waar ik op stuitte toen ik aan het zoeken was op de term ‘Afrobeat’, een Nigeriaanse muziekstijl die een mengeling vormt van Jazz, Funk en West-Afrikaanse muziekstijlen die in de jaren 70 vooral in Afrika populair was. Googelend op de term ‘Apostles, Nigeria’ kom ik niet veel verder dan de informatie dat ze in die tijd vier hits gescoord zouden hebben. Misschien is het daarom wel extra de moeite van het posten waard. De genoemde invloeden zijn duidelijk hoorbaar, de funk vooral, en de Afrikaanse ritmes die voor westerse oren misschien wat vreemd klinken, maar een prachtig ‘kabbelend’ effect creëren.
Ieder volk heeft zo zijn eigen woorden. Van het Nederlands is het bekend dat het woord “gezellig” maar moeilijk te vertalen is. Het heeft iets sociaals, en iets warms. De Portugezen hebben hun “saudade”, een uitdrukking van gevoelens van gemis en liefde. Het heeft iets van heimwee en weemoed in zich. Het past dan ook prima bij de melancholische Portugese volksaard en de volksmuziek Fado. In Brazilië wordt het woord ook gebruikt. Hoewel de Brazilianen van nature eigenlijk veel te wild en vrolijk zijn voor zo’n gevoelig woord, gebruiken zij het met name om uit te drukken dat ze terugverlangen naar het vorige feestje.
De Kaapverdische Cesária Évora heeft geen leuke jeugd gehad, en wanneer zij het woord ‘Sodade’ gebruikt (dat van het Portugees in het Kaapverdisch Creools is overgekomen), dan voelen we er dan ook als vanzelf iets meer bij. Als zesde kind van een straatarm gezin waarvan de vader op haar zevende overleed, werd ze door haar moeder op haar tiende uit armoede afgestaan aan een weeshuis. Zij zong vanaf jonge leeftijd in zeemanskroegen en bouwde in de donkere jaren die volgden een flinke verslaving aan alcohol en tabak op, waar ze nooit meer vanaf gekomen is.
In haar 46e levensjaar kwam echter een Frans-Kaapverdische producent het café waarin zij zong binnenlopen, die haar later omschreef als ‘Een bovennatuurlijke verschijning met ongelooflijk aangrijpende liederen’, die ‘de halve wereld huilend aan haar knieën kon krijgen’. Nadat ze kort daarop inderdaad doorbrak is Cesária bijna ononderbroken op wereldtournee geweest, voornamelijk in Portugese en Franse gebiedsdelen maar ook daarbuiten, tot ze in 2011 op haar 70e overleed aan een hartaanval. Zij trad altijd blootsvoets op en nam tijdens haar concerten regelmatig een break voor en sigaar met rum. In “Petit Pays” bezingt ze haar land Kaapverdië.
De Turkse zangeres Sezen Aksu is een lokale grootheid die debuteerde in 1975 en de bijnaam “Queen of Turkish Pop” kreeg, terwijl ze in het conservatieve Turkije daarbij functioneert als Gay-Icoon en voorvechter van gelijke rechten voor LGBT’s. Haar muziek is vooral theatraal en sentimenteel. We hadden een half jaar geleden al eerder wat van haar gepost, maar twee keer mag best wanneer het de moeite waard is. Dit nummer werd gebruikt in de soundtrack van de Duits-Turkse film “Gegen die Wand”. Ik heb nog steeds geen idee waar Sezen hier over zingt (toelichtingen: graag), maar mooi is het wel.
Kunstenaarsband Soviet Sex bij hun reünie in 1996, met de oorspronkelijke leden Maarten van der Ploeg en Peter Klashorst, hier aangevuld met Ellen ten Damme. Steengoede Nederpunk wat mij betreft, en volgens mij nagenoeg onbekend.
We blijven nog even in Chili: Cumbia Chicharra speelt zoals de naam al doet vermoeden de klassieke Cumbia, dat door Wiki wordt omschreven als “een Colombiaanse muziek- en dansstijl die bestaat uit een mengeling van Spaanse muziek en Afrikaanse muziek die door slaven werd meegebracht”, maar door heel Zuid-Amerika populair is.
De leden van Cumbia Chicharra zijn Chilenen die min of meer permanent in Marseille wonen en in dit seizoen ook regelmatig in onze streken optreden. De drummer wordt aangevuld met vier percussionisten om de band vooral geen gebrek aan ritme te laten hebben. Muziek die je eigenlijk live moet horen. Bij deze met liefde wat gratis reclame voor ze.
Van Argentinië gisteren naar Chili (Chile) vandaag, een live-video van “Sol y Lluvia”, een groep die speelt vanaf de jaren 80 en een mix maakt van moderne rock en Chileense folklore-muziek. Maar het is niet alleen vanwege die voorspelbare panfluit dat deze muziek zo populair is in eigen land: Sol y Lluvia is een politiek betrokken band die zich vooral afzet tegen het Pinochet-regime, een verleden dat in Chile nog steeds een open wond is waar je normaal eigenlijk vooral niet teveel zout in moet wrijven wil je iedereen een plezier blijven doen. Desondanks spreekt dit juist wél doen natuurlijk ook weer een enthousiast publiek aan.
Vorige maand stond deze band nog in Paradiso te bewijzen dat je ze eigenlijk live moet zien, hier een impressie. De song “Adios General” is gericht aan Pinochet en hoeft uiteraard niet beluisterd te worden als groet met dankbaarheid.
In Argentinië en omliggende landen is hij een begrip, in Europa bijna onbekend. Leon Gieco heeft inmiddels een omvangrijk oevre, waarin hij met name folkloristische muziek mengt met pop. Vaak bekend om zijn serieuze betrokken teksten komt hij in 1997 plotseling met een song op een opzwepende beat met een ronduit gestoorde clip ‘Ojos Con Orozco’, en dito tekst. Maar let op: opvallend is dat alle woorden van de lyrics maar één klinker hebben, de ‘O’. Nu is Spaans een taal waarin sowieso een stuk minder klinkers worden gebruikt dan Nederlands, maar toch mag het gelden als een prestatie van formaat. Vooral omdat de tekst nog ergens op lijkt te slaan ook.
Dit soort geintjes kunnen overigens nog een stuk verder doorgevoerd worden. In de muziek ken ik verder geen voorbeelden, in de literatuur kwam Georges Perec in 1969 met zijn boek ‘La Disparation’, een thriller van 300 pagina’s waarin de letter ‘e’ geen enkele keer gebruikt wordt. Het boek is in verschillende talen vertaald.
Hieronder eerst de clip, en daaronder voor wie het leuk vindt de muziek met de tekst.
Swell is een Indiepop-bandje uit San Francisco. De plaat ’41’ waar het nummer Forget About Jesus op uitkwam, werd gereleased in 1993, hetzelfde jaar waarin de Smashing Pumpkins kwamen met hun doorbraakalbum Siamese Dream. Ondanks dat de muziek zeker met dit nummer er veel van weg heeft, weet Swell anders dan de Smashing Pumpkins niet echt door te breken. Zo af en toe naar hun albums luisterend ben ik ervan overtuigd dat dit niet per se door het verschil in kwaliteit komt. Swell werd gevormd in 1989. Hun laatste album kwam uit in 2009.
Geniaal hoe een band kan klinken als een in een doodgeslagen glas jenever verzopen fanfare met zeebenen. De Kift is een Zaanse band die invloeden van punk, smartlappen, fanfare en alternatieve rock mengt met teksten van oude dichters als Slauerhof, Lucebert en Wolfgang Borchert. De Kift is een typische familieband die in 1988 werd opgericht en nog steeds optreedt, meestal in kleine zalen voor trouw eigen publiek, eerstvolgende concert in het Amsterdamse Bostheater. Hier met een voor hun doen nog tamelijk conventioneel klinkend nummer live door de straten van Parijs.
Frank Black of Black Francis zijn de artiestennamen van Charles Michael Kittridge Thompson IV, voorman van de Pixies. Hele discussies onder de video of de toevoeging van het keyboard in dit Pixies-nummer nu echt moet of niet. Ik zeg: doen. Zeer prettige live-versie van Frank Black waarin hij bewijst dat hij het met zijn eigen band (zonder Kim) ook kan. De tekst lijkt te verwijzen naar drugsverslaving maar kent verschillende verwijzingen naar het verhaal van Samson uit het Oude Testament.
[Verse 1]
Missy aggravation
Some sacred questions
You stroke my locks
Some marijuana
If you got some
[Chorus]
Gouge away
You can gouge away
Stay all day
If you want to
[Verse 2]
Sleeping on your belly
You break my arms
You spoon my eyes
Been rubbing a bad charm
With holy fingers
[Chorus]
[Verse 3]
Chained to the pillars
A 3-day party
I break the walls
And kill us all
With holy fingers
Even een momentje om af te koelen: de avant-gardegroep the Residents kwam in 1979 met het album “Eskimo”. Hier het eerste nummer: ‘Walrus-hunt’. Tot op de dag van vandaag zijn de identiteiten van de bandleden van The Residents onbekend. Optreden doen ze wel, maar in kostuums waarin de individuen onherkenbaar zijn, vaak door middel van een helm in de vorm van een enorme oogbal, die ook op veel plaatcovers terugkomt. De doelstelling van de The Residents is het maken van muziek over muziek: zogenoemde “anti-muziek”. Eskimo is een fascinerend maar volledig verzonnen verhaal over het leven van Eskimo’s, dat uitgebeeld is in muziek die werkelijk doet denken dat we ergens in de buurt van de Noordpool zijn beland.
Nu we het gisteren toch over Nirvana hadden: vorig jaar in de lente zette ‘Kawehi’ een cover van Nirvana’s Heart Shaped Box online. Het werd een youtube-hit. Bijzonder is dat ze de muziek opbouwt uit verschillende samples die ze live produceert, een trucje waarmee wel meer youtube-hits gescoord werden, maar in dit geval was het wel erg knap en professioneel gedaan. We moeten ons overigens niet vergissen in de hoeveelheid pre- en postproductie dat zo een werkje kost.
Kawehi lanceerde meer covers, van nummers van onder meer van Michael Jackson, en Nine Inch Nails, sommige volledig a capella. Daarnaast heeft ze ook eigen werk. Donderdag 30 augustus bewees ze in de bovenzaal van Paradiso dat ze de truc ook live beheerst, onder andere door verschillende hits aan elkaar te lijmen.
De video is overigens niet van het Paradiso-optreden.
Popsterren die op hun knieën aan hun pedalen zitten te frunniken en een zanger met hetzelfde kapsel als de hond van de buren: de New Yorkse band Sonic Youth maakte sinds de jaren 80 van de vorige eeuw tot recent experimentele noise-rock, en was als een van de grondleggers van veel moderne rockgenres als indierock en grunge meer invloedrijk dan bekend. En passant raadden ze hun platenmaatschappij destijds aan dat bandje van die ene Kurt Kobain maar eens onder contract te nemen. In deze video een performance die kenmerkend is voor hun latere werk.