Het basisinkomen wint aan populariteit door het failliet van het huidige sociale systeem.
In de Volkskrant van 19 mei 2015 schrijft hoogleraar aan de VU Raymond Gradus dat het basisinkomen veel te duur en niet solidair zou zijn. Op dit artikel verschenen vervolgens al twee tegenartikelen waarin de voordelen van het basisinkomen worden bezongen, waarin helaas niet op Gradus’ argumenten wordt in te gaan. Dat schiet dus niet op zo met die inhoudelijke discussie. Het lijkt me niet slecht in te gaan op de argumentatie van Gradus zelf. Deze verraadt namelijk mijns inziens vooral dat hij de discussie niet goed heeft gevolgd.
Kosten en aanvullende regelingen
Allereerst Gradus’ analyse van de kosten. Terecht stelt Gradus dat met het basisinkomen een begrotingsgat ontstaat. Het moet ergens van betaald worden. Maar hij gaat in de fout waar hij concludeert dat dit een lastenverzwaring zou betekenen voor iedereen die niet in een uitkering zit. Tegenover die lastenverzwaring staat immers ook weer een lastenverlichting: een basisinkomen. Daarmee is het basisinkomen de facto budgetneutraal.
Over hoe een en ander belast moet worden om het basisinkomen te betalen – via inkomstenbelasting, BTW, belasting op grondstoffen, accijnzen, of een combinatie daarvan – zijn voorstanders van een basisinkomen het allerminst eens. Dit is ook hun zwakke punt in de discussie.
Maar de meeste voorstanders zijn dan ook niet voor een plotselinge invoering van een basisinkomen, maar voor het zetten van concrete stappen in die richting. De vraag hoe het sociale stelsel uiteindelijk vorm krijgt wordt daarbij uitdrukkelijk in het midden wordt gelaten.
En dit brengt mij op de tweede fout die Gradus maakt: hij stelt dat naast een basisinkomen geen enkele specifieke regeling meer zou kunnen bestaan. Maar dat is natuurlijk onzin. Bovenop het basisinkomen zijn wel degelijk aanvullende verzekeringen mogelijk, en de meeste mensen die momenteel serieus nadenken over het basisinkomen sluiten die dan ook zeker niet uit.
Het klopt dat extra regelingen weer administratie met zich meebrengen, en dat daarmee een deel van het voordeel van het basisinkomen verloren gaat. Maar die administratie wordt niet groter dan in de huidige situatie, terwijl aan de onderkant van het sociale stelsel nog steeds grote besparingen blijven lokken. De totale bureaucratie neemt daarmee toch sterk af.
Zwart werk
In zijn artikel richt Gradus zijn pijlen vervolgens op het concrete plan van GroenLinks voor een bijstand zonder (sollicitatie)verplichtingen, met de mogelijkheid tot bijverdienen tot het minimumloon. Dit noemt Gradus onrealistisch, omdat volgens hem ‘een enorme prikkel’ ontstaat om zwart meer te verdienen dan het minimumloon.
Ook hier maakt hij een denkfout. Want juist in de huidige bijstand wordt werken naast de uitkering immers 100% gekort, terwijl in het plan van GroenLinks een deel van de verdiensten mag worden behouden. De prikkel om zwart werk te zoeken wordt in het plan van GroenLinks dus niet groter, maar juist kleiner.
Het klopt dat met het plan van GroenLinks nog steeds controle op zwart werken zal moeten plaatsvinden. Maar er wordt nergens gesteld dat die controle maar afgeschaft zou moeten worden, zoals Gradus aanneemt. Wat afgeschaft wordt, zijn de maatregelen in de bijstand die nu bedoeld zijn om mensen te prikkelen en te controleren bij hun zoektocht naar werk. Daar zit de winst.
Het gaat dan om ongeveer een kwart van het totale budget van de bijstand: bepaald geen kattenpis.
Onvrede
In de rest van zijn artikel verdedigt Gradus vervolgens het uitgangspunt van ons huidige sociale stelsel: het idee van een prikkelende overheid die goed werkgeverschap beloont. Volgens Gradus wordt ’talent verspild’ als dit uitgangspunt wordt verlaten.
Of om het bruut te stellen: als mensen niet door de overheid in hun kraag gepakt worden en aan het werk worden getrapt, zullen zij volgens Gradus hun talent niet ontwikkelen. Werkgevers gedragen zich alleen maar als zij daartoe aangezet worden door boetes en verplichtingen.
Deze stelling is gezien de praktijk echter heel slecht te verdedigen. Uit alle onderzoeken blijkt namelijk dat de pogingen om mensen te activeren op zijn best niets uithalen en op zijn slechtst averechts werken.
En dat is zeker in deze tijd ook niet zo gek. De hoge werkloosheid is bepaald niet aan het gebrek aan gemotiveerde mensen te wijten. Het probleem is dat er te weinig werk is. En dat lost de overheid niet op door het opzetten van prikkeltrajecten. Dat is alleen maar geldverspilling. En er is daarbij geen diepgaand psychologisch inzicht nodig om te beseffen hoe frustrerend het is voor mensen geprikkeld te worden naar banen die er niet zijn.
Het sociale stelsel neemt ondertussen absurde vormen aan. Uitkeringsgerechtigden worden verplicht nutteloos werk te verrichten ‘om werkritme op te doen’, of erger nog onder dwang hun oude werk op te knappen. Tegelijkertijd worden megalomane boetes opgelegd als ze oppassen op de kleinkinderen of hun oude fiets op marktplaats zetten. Wie incidenteel werk vindt wordt permanent gekort op de uitkering, terwijl zelf iets ondernemen genadeloos wordt afgestraft.
Het behouden van een uitkering is daarbij een administratief hoogstandje geworden, waar volgens de ombudsman inmiddels een academisch denkniveau voor nodig is.
De groeiende populariteit van het idee van een basisinkomen is te verklaren uit onvrede met het huidige systeem. Dit systeem maakt geen talent, het verspilt talent en straft ieder eigen initiatief genadeloos af. Dat is het probleem.
Talent
Maar gelukkig komt talent in tegenstelling tot wat Gradus impliciet beweert niet van een betuttelende overheid. Het komt van binnenuit. En de meeste mensen zijn intrinsiek gemotiveerd om een eigen betekenisvolle rol te spelen in de samenleving. Een bemoeizuchtige overheid met duizend controles slaat dat initiatief echter dood.
Voor goed werkgeverschap geldt iets dergelijks: goed werkgeverschap ontstaat uit het besef van de waarde van een gezonde en gemotiveerde werknemer, of eventueel uit angst voor een (financieel) onafhankelijke werknemer. Het ontstaat niet door de regeldiarree van de WIA. De WIA zorgt alleen maar voor dikke dossiers en eindeloze juridische procedures, waar geen werknemer iets aan heeft.
Zelfs goedwillende werkgevers kiezen liever voor flexwerkers uit angst voor de formulierenmaffia die de overheid heeft opgezet rond een vast contract, dát is het effect van onze sociale stelsel van boetes, controle en wantrouwen.
Gradus heeft te lang in zijn ivoren toren rondgehangen. Hij gelooft heilig in de dogma’s waaromheen ons sociale stelsel is vormgegeven en echoot ze geestdriftig na, maar hij heeft geen idee van wat er zich in de werkelijke wereld afspeelt. Ons huidige sociale stelsel is een ramp voor zowel werkzoekenden als werkgevers. Daar moeten alternatieven voor te vinden zijn, alternatieve vormen waarbij initiatief nemen weer wordt beloond, waarin werken altijd wordt beloond. En die zijn te vinden in de discussie over een basisinkomen.